Verzet aan het front van Maasniel, 1945. De stunt van vijf ‘Notlazarette'
In het proefschrift Het Verborgen Front. Geschiedenis van de georganiseerde illegaliteit in de provincie Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog van A.P.M. Cammaert wordt op de gang van zaken in februari 1945 te Maasniel niet in detail ingegaan. De schrijver concludeerde dat de georganiseerde illegaliteit in Limburg na september 1944 vrijwel ophield te bestaan. De winter van 1944/1945 was een belangrijke en beslissende periode in de strijd om de onafhankelijkheid van ons land. Er is daarom reden voor een gespecialiseerd onderzoek van die periode. Dit artikel wil een aanvulling zijn op het onderdeel 'In Maasniel werkte L.FJ. Janssens van der Sande voor Pietab-OXO' (blz. 1130 en 1131 *). Het gaat in op belangrijke verzetsactiviteiten die in de winter van 1944/1945 met name in Maasniel plaatsvonden.
Na de derde week van september 1944 was de situatie in het bezette deel van Noord- en Midden-Limburg anders dan in de rest van Nederland. Machtige legers omsingelden het gebied. Het Vijfde Duitse Pantser Leger en het Eerste Duitse Parachutisten Leger hielden bezet Limburg in bedwang. Het Eerste Amerikaanse Leger en het Tweede Britse Leger stonden in liet zuiden bij Sittard, in het westen bij Weert en in het noorden bij Mook. In Midden-Limburg, een streek die grenst aan het Ruhrgebied, kwam sinds 1942 een deel der geallieerde bombardementen neer die voor het Ruhrgebied bestemd waren. Op 24 augustus 1944 had Hitler bevel gegeven de sinds 19381939 bestaande verdedigingslinie, de geduchte doch nu verwaarloosde Westwall - door de geallieerden `Sieglt-iedlinie' genoemd - die zich van Zwitserland tot ten oosten van Roermond uitstrekte, te herstellen en in noordelijke richting uit te breiden, te beginnen aan de Roer tot aan de Maas en vandaar stroomafwaarts. De Maas en Roer waren de natuurlijke schakels in vier verdedigingslinies die versneld moesten worden aangelegd over een tientallen kilometers breed gebied: schuttersputten, loopgraven, tankvallen, mijnenvelden, enz. Roermond kreeg de status van 'gevechtsgebied' en werd grondig ter verdediging ingericht. Dorpen werden tot vestingen omgebouwd. Met bruut geweld en talloze dreigementen werden een miljoen dwangarbeiders, waaronder Limburgers en Russische vrouwen, gedwongen deze arbeid te verrichten. Er vielen dagelijks slachtoffers onder hen.
In die situatie heelt villa 'Sunny Hill' te Maasniel hij Roermond een belangrijke rol gespeeld. De villa had zeer ingenieus verborgen geheime werk- en wapenkelders, die meermalen onderdak boden aan gezochte personen en vanaf winter 1943 aan gestrande geallieerde piloten.2 De kelders waren zodanig gecamoufleerd dat ze dertien huiszoekingen doorstonden.3 Bij klopjachten bleek het niet verborgen deel van de kelder slechts zware staande muren te hebben. Toegang tot de geheime kelders boden draaiende betonnen muurgedeelten. Op vernuftige manier kon een gedeelte van de betonnen muur draaien, terwijl een rek met weckglazen meedraaide. Bij sluiting stond weer alles op de zelfde plaats. Vanaf mei 1942 was in die kelders periodiek ondergedoken officier P.C.A.M. de Kort, adjudant van het hoofd van Bureau Inlichtingen der Nederlandsche Regering in Londen.4 Hij bouwde vanuit Sunny Hill de verzetsgroep `Pietab' uit. Pietab verzamelde militaire gegevens, sinds 1940 in het zuiden en later in geheel Nederland. De Kort had de leiding over alle provinciale leiders en ging gegevens zelf ophalen.5 Na een arrestatiegolf is Pietab in juli 1944 om veiligheidsredenen opgeheven. L.F.J. Janssens van der Sande, bekend bij zijn verzetsvrienden als `Captain Buck', was hoofd van de verzetsgroep `Oranje Brigade' te Maasniel. Hij heeft, in opdracht van De Kort, niet zijn brigade onder moeilijke omstandigheden illegale werkzaamheden van Pietab voortgezet in Limburg.6 the Ruhr and seize the Ruhr'.'1 Bij de zwakke schakel in de Sicgfriedlinie, de westelijke Maasoever en de zuidelijke Roeroever, werden toen door drie geallieerde legers krijgshandelingen verricht. In najaar 1944 en winter 1945 werden hier honderdvijftig dagen lang zware gevechten gevoerd. Het was een starre, zware en bloedige loopgravenoorlog.` Dorpen wisselden wel veertien tot 28 keer van bezetter.10 Ontelbare Amerikaanse, Britse en Duitse militairen lieten in de nabijheid van de Maas en Roer hun leven. De historicus L. de long schrijft: `het Eerste en het Negende Amerikaanse Leger kwamen [...] na hevige strijd (zij verloren meer dan vijfendertigduizend man aan doden en gewonden) over het riviertje de Roer.... ‘11
Met liet oog op de te verwachten gevechtshandelingen werd, niet alleen om militaire redenen, de burgerbevolking van de oostelijke Maasoever in Noord- en Midden-Limburg op dwangbevel geëvacueerd naar Noord-Nederland, 'weggejaagd van huis'.12 In liet aangrenzend gebied van Duitsland waren de dorpen en stadjes al grotendeels geëvacueerd. Hoewel volgens uitdrukkelijk bevel binnen een uur de mensen hun huis uit moesten zijn en na beëindiging van de evacuatie geen burger meer in het gebied mocht verblijven, bleef een deel van de verzetsgroep Oranje Brigade achter in een bijna ontvolkt dorp. Hoewel ieder die daarna nog in Roermond of Maasniel zou worden aangetroffen, als spion zou worden beschouwd en dus standrechtelijk kon worden gefusilleerd, was het voor de Oranje Brigade vanwege geverifieerde en niet geverifieerde verzetsactiviteiten en om humanitaire redenen noodzakelijk om in Maasniel te blijven. Men bedacht daarom de stunt om vijf pseudo - Rode Kruis - lazaretten op te zetten 13, die door de Oranje Brigade werden opgebouwd.14 Villa Sunny Hill, waar op (lat moment een aantal door de Duitsers gezochte mensen en een geallieerde piloot waren gehuisvest, werd een van die 'Notlazarette'. Behalve aan verzetswerkers werd in deze lazaretten ook aan bejaarden onderdak verleend. Onderduikers werden vermomd als gewonden, zieken of verplegers. De brigade verschafte hen valse Ausweise.15 De illegalen werden in de zogenaamde afdeling `infectieziekte' - tbc - ondergebracht. Duitsers waren doodsbang voor besmettelijke ziekten, die immers een bedreiging vormen voor het gehele leger. Noodlazaretten bouwen aan het front was de kern- en oudste taak van liet Rode Kruis. De vijf Rode Kruis 'Notlazarette' in Maasniel werden, conform de Traditie en Verdragen van Genève, erkend en gerespecteerd door daar aanwezige oorlogvoerende Duitse en Britse militairen. Twee pseudo-lazaretten waren gevestigd in privé-kelders aan de Wilhelminalaan - in bezettingstijd Beekweg genoemd -, twee andere in privé-kelders aan de Julianalaan en een in de kelder van het klooster. De vijf beschilderde daken, ieder met een rood kruis, vormden een denkbeeldige V. Een zorg was dat niet-ingewijden iets zouden vermoeden van wat gaande was. Ook bestond steeds angst voor loslippigheid. liet leidmotief van de verzetsgroep Oranje Brigade was: `Hoe minder er bekend is, hoe beter. Hoofdzaak is slechts: wat kan hij/zij uitschreeuwen onder dwang of scherp verhoor.' De verzetsgroep had weinig vertrouwen in liet vermogen van mensen om te zwijgen en was hang voor sluwe trucs om mensen aan liet praten te krijgen. Uit veiligheidsoverwegingen had de verzetsgroep geen formele contacten met de andere verzetsorganisaties. Zij was een verzetsgroep zonder naam. Men wilde vermijden dat iemand over de brigade zou spreken. Doel was aan ieders aandacht te ontsnappen en zo onopvallend mogelijk te werken. Niemand mocht iets vermoeden van illegale activiteiten. Medewerkers werkten onder zeer strenge geheimhouding en mochten `niets' weten: c.q. zo weinig mogelijk. Deze tactiek bewees zijn doeltreffendheid toen de kloosterzusters verdacht werden van spionage. In liet klooster vond huiszoeking plaats en Moeder Overste werd bedreigd met een revolver, `maar Moeder deed haar woord wel en kwam niet de schrik vrij...'. De leer van het Rode Kruis inspireert om praktische oplossingen te vinden die zijn aangepast aan de behoefte van de mens. Zij kent geen eigen belang en enkel het belang van de mens in nood. Zij kent geen sympathie of antipathie voor strijdende partijen en heeft alleen oog voor gewonden en zieke mensen die verzorging nodig hebben.16 De Rode Kruis 'Notlazarette' in Maasniel hadden niet alleen rechten maar ook plichten. Dagelijks moesten, als liet artillerie- en granaatvuur even stopte, de koster en een student - arts-assistent - in de huizen gaan zoeken naar lijken van Duitse militairen en deze ophalen. In liet benedenhuis van het klooster werden de gewonde militairen gebracht. Dag en nacht werd hier geopereerd. Menig arm en heen is in de kloostertuin begraven. In de overvolle privé-kelders moest neen maandenlang wonen, slapen en eten, zonder buitenlucht en zonder daglicht. Toch is daar slechts één persoon overleden en wel door ouderdom. Daar zaten immers vooral schijnzieken. In de kloosterkelder verbleven de `zieke' bejaarden. Door ellende stierven verschillende ouden van dagen `ook al van verdriet, dat de familie weg was...'. In Roermond waren twee plaatsen waar burgers getolereerd werden: de kelder van het ziekenhuis, waar honderden echte zieken en gewonden verbleven, en de koelkelder van de Eiermijn, die vanaf 29 januari 1945 diende als 'vrijwaringsplaats'. De Eiermijn was de grootste eierveiling van Nederland en de concurrent van de eiergroothandel van de vader van L.F.J. Janssens van der Sande. Burgers die verstand hadden van distributie en tevens verantwoordelijk waren voor de voedselvoorziening hoefden niet te evacueren van de Duitse militaire bezetters. In totaal 225 voor evacuatie te ziek geachte personen, met familieleden en Rode Kruis-hulpverleners, mochten in de Eiermijn achterblijven. In deze stampvolle kelder waar de meest elementaire voorzieningen ontbraken, kon men door ruimtegebrek slechts om beurten liggen op een modderige, stinkende substantie. [let was een donkere kelder zonder waterleiding, zonder gas of electriciteit, niet wisselende warmte, en zonder frisse lucht en ramen. Er was alleen een deur. Bij het opengaan daarvan werd de binnenkomende koude winterlucht omgezet in mist. Door ellende, slechte voeding, schimmel, stank van menselijke uitwerpselen, kou, mist en slapte stierven elke nacht meerdere personen. Er waren ochtenden dat men wel zes zielloze lichamen telde, zoals F.J.E.H. Haan, apotheker van de Eiermijn-vrijwarings-plaats', schrijver dezes meedeelde. (iedurend de hele maand fèbruari 1945 kwam nagenoeg niemand uit de kelders, deels omdat de Duitsers geen burger op straat duidden, maar ook omdat de artillerie van liet Tweede Britse Leger per etmaal maar liefst 90.000 granaten afvuurde. Die massale vuurkracht - brute force - was inherent aan de Britse -geallieerde- strategie, 'seeming designed to blast the enemy out of the ground'. Bij het geluid van het afschieten van granaten door de geallieerden bleef men stokstijf staan en bad of huilde in doodsangst. Zelfs Duitse soldaten waren dan vaak volkomen overstuur en niet te houden.'? Gedurende de evacuatie werd de 'Eiermijn-verzamelplaats' in dagboeken waar auteurs als De Jong en Cammaert naar verwijzen al beschreven en vergeleken niet Dantes Inferno. Daarna en in de maand februari 1945 was het daar zo verschikkelijk dat nagenoeg niemand van de overlevenden het kan navertellen. Men heeft dat kennelijk tot op de dag van vandaag subbewust verdrongen. Alleen al de herinnering eraan blijkt nog steeds een psychisch onverdraaglijke last. De werkelijkheid van toen laat zich niet plaatsen in de werkelijkheid van nu.
Op 1 maart 1945 hebben de Duitsers liet gebied plots verlaten en bevrijdden militairen van liet XVI Amerikaanse Legercorps - het XV Cavalerie Verkennings Eskadron - ressorterend onder het Negende Amerikaanse Leger 'de vesting' Roermond en Maasniel. De geëvacueerden mochten pas repatriëren nadat liet in Limburg gelegen deel van de Westwall gezuiverd was van wapens, munitie, mijnen, booby-traps, enz. Deze opruiming werd door krijgsgevangenen uitgevoerd. De geallieerden hadden gedurend de oorlog de Westwall Siegfriedlinie genoemd. Er was zelfs een lied over gemaakt: ' We're gonna hang out file washing on the Siegfried Line.' De geallieerden bevolen op 6 december 1945 dat alle middelen aangewend moesten worden ons de Westwall - eens symbool voor Nazi-sterkte en -identiteit - te laten verdwijnen.
Epiloog
Over specifieke activiteiten en handelingen van de verzetsgroep Oranje Brigade te Maasniel zijn weinig schriftelijke gegevens bekend. Een diepgaand onderzoek naar meer informatie wordt thans uitgevoerd. De verzetsgroep werkte op geheel aparte wijze. Niet alleen in de oorlog maar ook geruime tijd daarna heeft een geheimhoudingsplicht gegolden over de verrichte activiteiten. Deze plicht zou ook zijn opgelegd door minister-president Geerbrandy. Wijlen L.F.J. Janssens van der Sande bood hulp waar die gevraagd werd aan mensen in nood van welke komaf of gezindte dan ook. Zonder te twijfelen zette hij desnoods zelfs zijn leven in voor zijn medemens. Met verbijsterende bluf en grote talenkennis wist hij de Duitsers om de tuin te leiden. In liet verzetsdossier bij Bureau RIOP van liet Ministerie van Defensie staat over heul: 'Hij had bemoeienissen met pilotenvervoer. Dit werd occasioneel georganiseerd.' (...) 'De piloten werden door de groep Blok meestal doorgegeven aan een Belgische zusterorganisatie, in enkele gevallen moesten de piloten worden teruggezonden naar Roermond (L.Janssens van der Sande, meer bekend als Captain Buck), waar op een bepaald moment de kansen voor doorzending naar Belgie gunstiger waren (...).I' Piloten werden onder meer vervoerd in vrachtwagens van de vroeger bekende eiergroothandel te Roermond en verstopt in grote houten zogenaamde '500-eierenkisten' waar bodems uitgehaald waren. Wie in de fronttijd op straat was zonder geldig Ausweis kon zomaar meegenomen worden door de Duitsers of als spion worden beschouwd en standrechtelijk gefusilleerd. Daarom waren voor de illegaliteit en vooral voor spionagewerkzaamheden om inlichtingen te verwerven, allerlei valse papieren nodig. De zwager van Captain Buck, architect A.W.Th.M. van der Sande, die ondergedoken was in villa Sunny Hill, maakte stempels en briefpapier na ten behoeve van valse bescheiden, zoals stamkaarten, persoonsbewijzen, vrijstellingspapieren en liet stempel der gehate Fallschirm. Hij deed dit met materialen, papier en stempelrubber en aan de hand van voorbeelden die verzameld waren door Captain Buck. Omdat stempelrubber na september 1944 in het bezette deel van Limburg nergens meer te koop was, dachten de Duitsers dat de andere stempels op nieuwe Ausweisen echt waren. De juiste stempel was het bewijs van echtheid. Captain Buck beschikte echter over de stempel rubbervoorraad van de eiergroothandel van zijn vader. Over het maken van stempels en valse documenten na september 1944, gedurende liet Maas- en Roerfront, toen de georganiseerde illegaliteit in Limburg vrijwel ophield te bestaan, zijn zeven getuigenverklaringen. Spionage was na D-/aai' belangrijker dan ooit en naarmate de geallieerde strijdkrachten naderden naam die betekenis toe. In liet zwaar gecontroleerde frontgebied maakten leden van de verzetsgroep Oranje Brigade, onder wie een Roermondse politieman-rijksveldwachter, rond Roermond en in aangrenzend Duits gebied verkenningstochten om inlichtingen te verzamelen over precieze locaties van mijnenvelden en opstellingen van tanks en artillerie. De fortificaties moesten in kaart gebracht worden en zwakke plekken in de Siegfriedlinie moesten worden gelocaliseerd. De winter 1944/1945 was een belangrijke en beslissende periode in de strijd om de onafhankelijkheid van ons land.
De hiervoor vermelde feiten illustreren dat nader onderzoek naar de georganiseerde illegaliteit in Limburg na september 1944 wenselijk is.
R.J.A. .Janssens
Dit artikel is geschreven n.a.v. een suggestie van de directeur van het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg (SHCL). Het is een aanvulling op het vermelde in bladzijden 1130 en 1131 (deel 11, hoofdstuk XII) van het proefschrift (Rijksuniversiteit Groningen, 1994) van A.P.M. Cammaert, Het Verborgen Front. Geschiedenis van de georganiseerde illegaliteit in de provincie Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog (Maaslandse Monografieën 55 en 56, 1994). Het betreft het onderdeel dat begint met: 'In Maasniel werkte L.F.J. Janssens van der Sande voor Pietab-OXO.' Citaat uit de brief d.d. 2 februari 1995 van de directeur van het SHCL: '... dat onomstotelijk vast staat dat generaal-majoor Jans en twee van zijn naaste medewerkers in zeer moeilijke omstandigheden in Sunny Hill een toevlucht zochten. Dit toont [...] aan dat Janssens van der Sande in 1944 tot in de meest verantwoordelijke kringen werd gewaardeerd en betrouwbaar geacht.'
Bron: Maasgouw 2000 119 (blz 45 t/m 53)