Halverwege
de jaren vijftig werd in heel wat Midden Limburgse plaatsen naar rendabele
steenkool lagen geboord. Zo ook in Asenray. En verschenen mannen in overalls,
die met mobiele boortorens aan de slag gingen. Ook nabij een boerderij achteraf
in Asenray. De jonge boer kwam een poosje zwijgend naar dat boren kijken en
informeerde langs zijn neus weg bij de mannen: " Wat gebeurt er nou met dat
gat?" De mannen wisselden een blik van verstandhouding en antwoordden: ,
,Als hier geen mijn komt, mag jij dat gat hebben. " Het verhaal gaat verder
dat toen de mannen vertrokken, er achter de boerderij een prachtig diep boorgat
achter bleef. Daarmee had onze boer een bedoeling, want hij bouwde hierboven een
houten hokje met een w.c. .Zo kon hij jaren vooruit. De eerste de beste zondag
kwamen de vader en moeder van de jonge boer ook eens naar de aanwinst van hun
zoon kijken. En terwijl ze even later aan de keukentafel zelfgebakken vlaai
zaten te eten, zei de oude boer opeens: "Ik zal dat "huuske" eens
gaan inwijden." De daad bij het woord voegend liep hij naar buiten, terwijl
hij zijn broekriem begon los te knopen. Maar na een kwartier zei iemand aan de
keukentafel: "Zeg, heeft die altijd zo lang werk?" Waarop de moeder
van de jonge boer verbleekte en uitriep: "Och gotte got, dat ben ik
helemaal vergeten, maar hij houdt altijd zijn adem in totdat hij de
"plons" hoort!"