De toog van de pastoor uit Maasniel
In de
vorige eeuw gebeurde het eens dat de pastoor van Maasniel met een stuk laken
naar een plaatselijke kleermaker ging en deze vroeg om hiervan een nieuwe toog
te maken. De snijder bekeek het stuk laken en zei: "Daar krijg ik geen
fatsoenlijke toog uit mijnheer pastoor, die lap is veel te klein." Pastoor
kreeg argwaan, want kleermakers stonden vroeger bekend om hun onhebbelijke
gewoonte om van iedere lap stof voor eigen gebruik eerst een fors stuk af te
knippen, vaak om er kleren voor eigen kinderen van te maken. Daarop nam de
pastoor het stuk laken terug en ging naar een andere snijder. Ook hem liet hij
het stuk laken zien en vroeg of er een soutane in zat. De man mat de stof en
zei: "Ja, dat zal wel lukken mijnheer pastoor." Hierop vroeg de
pastoor lachend: "Nou moet jij mij eens vertellen hoe het mogelijk is dat
jouw collega hier geen behoorlijke toog van kan maken en jij wel." Waarop
de kleermaker laconiek antwoordde: "Dat is heel eenvoudig pastoor, zijn
kinderen zijn groter dan die van mij."
Bron:
“limburgse verhalen met een glimlach, door Leo Janissen”