Heeft het geschiedenis?

(door baron v. Hövell tot Westerflier, stadsarchivaris van de gemeente Roermond)

Zoals bekend hanteert het Rijksbureau voor de Monumentenzorg nog steeds de z.g. „Voorlopige Monumentenlijst" uit 1926 totdat de definitieve lijst, het „Register", gereed zal zijn. Op deze „Voorlopige Lijst" komt onder Maasniel het huis de Toren voor en wordt beschreven als bestaande uit: 
a. zelfstandig gebouw, bovenste verdieping op tandlijst iets over gebouwd, met een topgevel afgesloten dakverdieping; 
b. het deel met gezwenkte top, met één verdieping hoger opgaand torentje; 
c. latere aanbouw (18e en 19e eeuw).

Op bijgaande foto zijn de beschreven delen goed te herkennen. Het onder a. genoemde gedeelte vindt men terug in het bouwwerk dat aan de voet gemarkeerd wordt door de brede witte band die om de kelderverdieping heen loopt (links gedeeltelijk schuilgaande door de er tegen aan geplaatste molensteen). Gedeelte b. is eveneens op de foto herkenbaar. Dat is de muurpartij waarin twee schuin onder elkaar aangebrachte venstertjes. Een verticale schaduwnaad lopende vanuit de struiken tot aan het dak demonstreert duidelijk de scheidingslijn. Op de hoek het aanleunende traptorentje. C ten slotte ziet men in het gedeelte rechts op de foto: op de voorgrond een lage bijbouw en daarboven een muurvlak begrensd door een sterk aflopende dakhelling.
Het onder a beschreven gedeelte van het huis moet wel het oudste zijn en stond oorspronkelijk als vierkante toren (zonder enige bijbouw) in het water. Deze oude toestand wordt bewezen door de aanwezigheid tot op de huidige dag van een ter hoogte van de tandlijst aangebrachte uitbouw dat tot „gemak” diende.
Zoals bekend loosde men in de Middeleeuwen fecaliën meestal boven een water, bij kastelen in de kasteelgracht. Dat wij de Toren te Maasniel tot een kasteel rekenen is geen overdreven voorstelling van zaken. Het is merkwaardig te weten dat het kasteel Hillenraedt aanvankelijk ook slechts uit een torengebouw bestond. De uitbreidingen volgden pas in de 17e en 18e eeuw. In tegenstelling echter tot het open terrein waarover Hillenraedt beschikte, kon de uitbreiding van de Toren te Maasniel slechts bescheiden zijn; te dicht lag zij bij de toen al bebouwde kom.
Er wordt wel eens beweerd dat de Toren te Maasniel geen geschiedenis gehad heeft. Zeker, een geschreven geschiedenis ervan hebben wij te Maasniel (en ook te Roermond) niet kunnen vinden. Tot nu toe spraken slechts de stenen van het bouwwerk. Andere bronnen tot meerdere kennis van het huis, vooral van zijn bewoners, zijn nauwelijks benut. De stof ligt ook dermate verspreid in archiefstukken en in publicaties die op het eerste gezicht niets met de Toren van doen hebben, dat het begrijpelijk is dat een geschreven geschiedenis nooit tot stand kwam. Toch bezit het Gemeentearchief van Roermond een afschrift van een oorkonde die in veel opzichten de sleutel vormt tot kennis van talrijke wetenswaardigheden.
Dit stuk dagtekent van 9 oktober 1607 en werd verleden te Maasniel ten overstaan van schepenen van Maasniel, gehoord hebbende de toenmalige eigenaar, Jonker Willem van Herteveld, en enkele ouden van dagen die getuigden voor de waarheid.
Volgens deze getuigenissen was in 1604 het kasteel afgebrand door toedoen van Spaanse militairen onder bevel van
de in Roermond gelegerde kolonel Simon Antony. Maar ook ten tijde van de grootmoeder van Jonker Willem van Herteveld moet het kasteel aan brand onderhevig zijn geweest. Grootmoeder Herteveld, in de oud-Gelderse tekst „Beste Moder" genoemd, sprong toen uit lijfsbehoud door een venster van het traptorentje (nu duidelijk herkenbaar dichtgemetseld raam). Zij kwam terecht in een aanplant aan de voet van de toren en overleed tengevolge daarvan kort daarna.
Wie die Beste Moder in feite geweest is, konden wij achterhalen door een fragmentgenealogie, opgenomen In de Publications de Limbourg van 1940. Deze genealogie vermeldt een aantal leden van het geslacht van Herteveld, eigenaars of bewoners van het huis de Toren.
Als eerste wordt aangetroffen Hendrik van Herteveld, gehuwd met Helena Michiels. Uit het vervolg van dit verhaal zal blijken dat zij identiek is met de Beste Moeder die volgens de oorkonde van 1607 uit schrik voor de brand uit het venster sprong. Hendrik was lid van de Gelderse ridderschap en evenals zijn nazaten schepen van Maasniel (terecht is dan ook aan een der straten in het Tegelarijveld de naam van deze familie gegeven).
Hun zoon, Steven van Herteveld, was gehuwd met Marie van der Laeck.
In 1554 was hij schepen en stadhouder van Maasniel; in 1579 burgemeester van Roermond, leenman van Gelre, bezitter van een huis aan de Steenweg, van een goed te Stevensweert, en tevens - dat interesseert ons het meeste - bezitter van het huis de Toren, toen ook Herteveldsgoed genoemd. In dit verband is het niet ondienstig er op te wijzen dat bezitters van bepaalde goederen - juist zoals dat met boerderijen het geval is - hun naam verbonden aan de bezitting die zij verkregen hadden. Dank zij deze gewoonte zal het mogelijk zijn de geschiedenis van de Toren terug te voeren naar een periode waarover wij tot nu toe niet of slecht waren ingelicht. Raadpleegt men de oorkonde van 1607 dan geeft deze een vingerwijzing die nog ander nieuws over de Toren kan brengen. Dit is dan te danken aan de simpele aanduiding in de tekst die vermeldt dat het huis de Toren, behalve Herteveldsgoed, eertijds ook Merssenshoef heette.
De heer J. C. de Valk was het die bij lezing van deze benaming, onmiddellijk attendeerde op een artikel van de heer J. Linssen in de „Limburgse Leeuw" van mei-juni 1958. In dit artikel wordt een familie van Merssen behandeld waarvan de oudst bekende in 1399 als leenman van de heren van Horn optreedt. Het geslacht van die naam heeft ook een voorname rol in de Roermondse magistratuur gespeeld Het was verwant aan de laatste lombard van Roermond, een zeer fortuinlijke man, waardoor 't deelde in diens rijke nalatenschap. Maar ook treft men leden van dit geslacht aan als schepen te Maasniel.
Nu staat het vast dat een Johan van Herteveld (hij was reeds dood vóór 1491) gehuwd is geweest met juffer Belen van Merssen, dochter van Derich van Merssen, schepen van Maasniel. Uit dat huwelijk sproot een zoon, Hendrik van Herteveld, en het is deze die wij al eerder beschreven als echtgenoot van de vrouw die uit het taptorentje sprong.
De conclusie ligt voor de hand dat de van Herteveld's de Toren verworven hebben door hun verwantschap van de van Merssen's. Er hebben dus zeker van Merssen's op de Toren gewoond. Hoe zou anders de naam Merssens-hoef tot stand zijn gekomen? Dat de Toren te Maasniel niet alleen later maar ook in de Middeleeuwen in handen van bekende en belangrijke geslachten geweest is, wordt door de familierelatie Merssen Herteveld bevestigd. Zodoende is een rij van bewoners bekend geworden van de vroege Middeleeuwen af. Lang niet elk kasteel kan zich daarop beroemen. Maar nu moet nog aandacht gewijd worden aan andere Herteveld's, nazaten van Steven boven genoemd.
Eerst is daar de zoon van Steven, Willem van Herteveld, de man die de oorkonde van 1607 liet opstellen. Jonker Willem was adelborst onder de veldheer Cigogna en had gestudeerd aan de universiteit van Keulen. Zijn rouwbord - helaas verloren gegaan - hing vroeger in de kerk van Maasniel. Men zag er op: „Obiit 1646" met twee geaccoleerde wapens, dat van hemzelf en dat van zijn vrouw Johanna van Meeckeren. Dank zij de voornoemde genealogische gegevens in de Publications de Limbourg is het mogelijk het geslacht van Herteveld nog verder na te gaan en zo komt dan de volgende generatie aan bod met de zoon van Willem, Hendrik van Herteveld. Ook deze jonker had gestudeerd te Keulen, was kapitein in het leger van de Spaanse koning en tevens schepen te Maasniel en Roermond.
Hij bezat goederen in de Betuwe van zijn moeder afkomstig; hij was heer van het Zwartwater te Diest door zijn huwelijk met Elisabeth van Nunum. Toen hij echter op de nominatie stond voor burgemeester van Roermond, gold als bezwaar: „trop occupé par ses propres affaires". Desondanks gingen deze eigen zaken niet goed. Op een gegeven moment is hij een groot bedrag schuldig aan het echtpaar Hendrik Smeets. Blijkbaar kan hij dat niet inlossen en zo komt het huis de Toren in handen van deze schuldeisers.
leder mens is min of meer nieuwsgierig naar de afloop van een verhaal waarin hij zich verdiept heeft en zo is het toch interessant te weten hoe het verder met de Toren vergaan is.
De Boenderboeken van Maasniel (voorlopers van de latere kadastrale registers) vertellen ons dan dat in 1725 Jhr. Theodorus Ludovicus Petit de eigenaar was.
Hoe hij aan de Toren kwam, daarover wordt men ingelicht door de handschriftencollectie die het Gemeentearchief van Roermond bezit. Hieruit blijkt dat Theodorus Ludovicus Petit de vijfde zoon was van Jhr. Christophorus Laurentius Petit, gehuwd met Maria
Smeets, verwante van de familie Smeets die wij al eerder op de Toren gesignaleerd hebben. Maria Smeets, weduwe Petit, woonde nog in 1707 op de Toren. Haar man bekleedde belangrijk functies. Zo was hij onder meer advocaat bij het Hof van Gelre. Ook in 1780 is de Toren nog steeds in het bezit van de Petit's. In dat jaar vermeldt het Maasnielse Boenderboek als eigenaar Jhr. Petrus Philippus Patricius Josephus Petit, naar zijn functie meestal de „Landscommissaris" genoemd. Officieel luidde de titel: Landscommissaris van hare keizerlijke en koninklijke Majesteits Oostenrijks Gelderland en aanklevende heerlijkheden,tevens commissaris des keizers over de troepen.
Hij had een zoon Jonkheer Ernestus, later burgemeester van Herten, gehuwd met een verre nicht Jonkvrouwe Joanna van den Bergh. Het echtpaar bleef kinderloos. De weduwe stierf 16 mei 1843. Bij deling werd de Toren verworven door Jonkheer Arnold Joseph van den Bergh, procureur-generaal te Maastricht. In 1889 verkocht hij het huis de Toren cum anexis aan Jonkheer Ch. A. M. E. van Aefferden die het op zijn beurt weer van de hand deed aan de familie Biermans te Maasniel.
De oorkonde van 1607 geeft echter aanleiding tot nog meer wetenswaardigheden. In het relaas wordt mede verhaald dat belangrijke brieven, akten en oorkonden een prooi der vlammen werden. Daardoor ontbreken alle bewijsstukken zodat oude mensen te Maasniel moeten getuigen aan de zij uit hun geheugen nog weten over de rechten en voorrechten aan de Toren verbonden. En dat waren er niet weinige.
Ten eerste zou het goed de Toren nooit onder de heer van Dalenbroek geressorteerd hebben zodat noch diens Schout, nog diens Laten daar iets te bevelen óf te gebieden hadden. Dit in tegenstelling tot overig Maasniel dat wel, evenals Herten, tot het huis Dalenbroek behoorde. Daaruit volgde dat het goed tiendvrij was wat betreft varkens en lammeren en dat niemand op dat goed beesten mocht hoeden, zonder toestemming van de eigenaar van de Toren.
Nog sterker: zo iemand doodslag begaan had en hij zou het huis de Toren binnen vluchten, dan was die persoon gedurende zes weken vrij van vervolging. Niemand bezat dan ook het recht de moordenaar eruit te halen. Wat dit betreft staat de belangrijkheid van de Toren als edelmanwoning even hoog als die van het huis Frymerson te St. Odlliënberg, dat hetzelfde asielrecht bezat.
Tenslotte verklaart de oorkonde van 1607 uitdrukkelijk de toren een vrij adellijk goed is. Dat de meeste goederen feodale goederen, waren, met andere woorden leenroerig aan bepaalde heren, wijst deze vermelding van vrij adellijk goed, dus allodiaal, wel op een uitzonderingstoestand. Hoe de Toren allodiaal werd, of wellicht van meet af aan was, zou een nadere studie vereisen. Merkwaardig is dat Jhr. Christophorus Laurentius Petit, advocaat en licentiaat in de rechten (gedoopt Straelen10 augustus 1642, begraven op het koor van de kerk te Maasniel en gehuwd met Maria Smeets eerder genoemd) uitdrukkelijk verklaarde „dat den hof ende Goet wijlen jonker Hendrick van Herteveld mit syne ap- en dependentien is een bundig leen, releverende aan de erfvoogdije". Hoe dit allodiale goed aan de voogdij van Roermond is overgegaan,weten wij niet. Maar dat de Toren in alle geval niet ressorteerde onder Dalenbroek bewijst wel het kaartje hiernaast weergegeven. Dit kaartje (foto3) dateert uit 1766. De donkere stukken geven alle grond aan die keurmedig, leenroerig en cijnsplichtig is aan het huis Dalenbroek. De Toren van Maasniel en de Kerk zijn niet ingekleurd. Dit klopt derhalve met de verklaring van Jonkheer Petit; 
Samenvattende het hierboven verhaalde, is de slotsom dat het huis de Toren te Maasniel alle kenmerken vertoont van een kasteel dat verdedigd kon worden en omringd was door een gracht. Het heeft eertijds belangrijke families binnen zijn muren gehad, wiergeschiedenis teruggaat tot eind 1300. Het feit dat het goed van karakter allodiaal was is mede een aanwijzing van hoge ouderdom.

Bron: Maas- en Roerbode 3 september 1966
Met dank aan Peter van Cruchten