DE SCHOOLMEESTERIJE
"...ende den teghenwoordighen (schoolmeyster) meer heefft op te passen sijne vrouw ende koeye dan als de kinderen, want hij de kinderen in plaetse van te leeren doet de botter stootten..."
In de 17e eeuw werd het onderwijs aan de dorpsjeugd gewoonlijk door de koster gegeven. In Maasniel was dat tijdelijk ook zo. Dat blijkt uit een verzoek van Mathias Thomae uit 1665 aan het gemeentebestuur. Op eigen kosten heeft hij de custerije laten opknappen, dat was de kosterswoning aan het kerkhof. De gemeentesecretaris noemde hem in een adem "custer en schoelmr. alhier". Waarschijnlijk stopte hij enkele jaren later al met lesgeven. Na de dood van zijn vader zou hij dan in het Leyenhuys zijn gaan wonen. Helemaal tegen de verwachting uit 1665. Toen dacht hij nog zijn leven lang in de custerije te blijven wonen. De gemaakte onkosten werden deels als huur vereffend 1).
De nieuwe schoolmeester was Gerard Ainsy. Van hem en zijn vrouw Anna is weinig bekend. Het echtpaar kreeg in 1671 een zoon, Thomas geheten. Vijf jaar later stierf Gerardt en het gemeentebestuur ging op zoek naar een nieuwe schoolmeester. Om te voorkomen, dat de kinderen zolang de school verzuimden, werd de koster bereid gevonden het lesgeven voor enkele maanden over te nemen. Naderhand kreeg hij van de gemeente hiervoor 9 gulden en 6 stuivers uitgekeerd (op een jaarsalaris van 40 gulden) 2). Dat jaar solliciteerde ook Gielis van Cruchten uit Roermond, maar hij heeft de functie toch niet gekregen 3).
JAN JANSEN
Meerdere malen nadien, o.a. in 1685, werd wel Jan Jansen als onderwijzer (ludi.magister) genoemd. Hij moet omstreeks 1650 geboren zijn. Tegen het einde van de 17e eeuw woonde hij met zijn vrouw Catharina Arets en drie (van de negen) kinderen in de dorpsstraat. |
Het is niet duidelijk in welk huis. In elk geval niet in de custerije, want daar woonde toen koster Frans.
Van de onderwijzer werd verwacht, dat hij zich altoyst eerlijck ende deughdelijck gedraagt. Hij moest de schooljeugd een voorbeeld zijn 4). De jaarwedde van de schoolmeester bedroeg toen 16 rijksdaalders en 10 stuivers (wat overeen komt met de eerder genoemde 40 gulden). Het geld was afkomstig uit de beestenschat van de gemeente. Hij verdiende nog wat bij door voor de mensen boedel-delingen en andere stukken te schrijven 5).
De kinderen werden onderwezen in lezen en schrijven en in de katholieke leer en gebeden. Natuurlijk was het ook mooi meegenomen, wanneer de schoolmeester tevens ervaeren in den choorsanck was. Rekenen stond in die tijd blijkbaar nog niet op het lesprogramma. Af en toe nam ook de pastoor het onderricht in die christelicke leering onder zijn hoede. Dan trakteerde hij de kinderen op peperkoek, of gaf hen wel eens een rozenkrans mee naar huis.
Rond 1700 kreeg Jan Jansen moeilijkheden met de bestuurderen van de gemeente. Volgens de schoolmeester was de aanvankelijke jaarwedde van vijftig gulden beloofd. Dat is naderhand teruggelopen tot slechts dertig gulden. De afgelopen drie jaar had hij helemaal nog geen salaris ontvangen. Tevens was hij door de gemeente aangesteld als landmeter. Ook hiervoor had hij nog geen vergoeding gekregen. Nu was hij ziek en bedlegerig en het gezin van de schoolmeester verkeerde in grote nood. Derhalve zocht hij medio maart 1702 zijn heil bij het Hof van Gelder te Roermond. Waarom de gemeente zo halsstarrig was, is niet duidelijk. Jan Jansen werd toen zelfs uit zijn functie ontheven. Volgens de schoolmeester evenwel had men op hem niets aan te merken. |