Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©

Grondgebruik van de Wijerhof.

In 1476 kwam een ruil tot stand met joffer Beel, dochter van wijlen Derick van Meerssen, omtrent 6 bunder, de zogenaamde Peertscamp, waartegen de paters afstand deden van enkele goederen nabij haar huis (=De Thooren).

TICHELKUYLEN

In 1485 verkocht de stad haar grond aan de alde tichelkuylen aan het klooster. Een deel van de oude tiggelgrond werd naderhand weer als bos en hakhout in gebruik genomen.
Achter de Wijer, richting Mouthagen, lag het Nyelrebuschge. Ruim een eeuw lang werd het Nielerbos, tot 1460 ongeveer, in de overdrachten genoemd. Daarna is hier nog sporadisch sprake van enige percelen bos, maar niet meer in dezelfde omvang als in de 14e eeuw. Het Phebus-busschelken ging in 1438 over op de paters. Tevens was oud-Gasthuisland in handen van de kartuizers gekomen. Om het overtollige water uit de wijers af te voeren werden sloten gegraven.

Het onderhoud hiervan kwam ten laste van de paters, die het werk door de pachter lieten uitvoeren. Een wal moest de kartuizers Wijer behoeden tegen wateroverlast. Volgens het register van 1766 was de Wijerhof o.a. belast met vijf cijnzen, die verwijzen naar vroegere grondeigenaars. In 1428 kocht het klooster ruim 6 morgen land uit het goed tger Laeck, voorheen op naam van den alden wever. Dit cijnsgoed van Henne Wevers was tevens belast met een keurmede en maakte later deel uit van de Groote Camp. Bij elkaar was de boerderij aan cijnzen belast met 4 kapoenen, 5 hoender, 7 schellingen en 1 dinar, jaarlijks te betalen aan de vrijheer.

KRIJGSTROEBELEN

Tegen het einde van de 16e eeuw, ten tijde van de 80-jarige oorlog, was het klooster duidelijk in geldnood geraakt. De paters zochten naar middelen om aan nieuw kapitaal te komen.

Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©