In 1749 richtte hij samen met anderen een soortement van vastenavond- vereniging op, terwijl hij ook in het bestuur van de schutterij werd opgenomen 20). Hij was niet alleen bedreven in het schoonschrijven, zoals van een onderwijzer in die tijd verwacht mag worden, maar er zijn ook enkele fraaie pentekeningen van hem bewaard gebleven. Herman Haes was geruime tijd tevens organist in de kerk tegen een vergoeding van 8 pattacons 21). In de tachtiger jaren had de schoolmeester ook nog een bijverdienste als bakker van het armen brood 22).
Na 1755 woonde het gezin Haes voor enkele jaren in de custerije. In 1760 verhuisde de schoolmeester naar de Beekstraat. Hier stond het huis van zijn overleden schoonouders aan Spoorencamp. Hij deelde de woning met de dorpssmid Leonard van Oudenhuysen, zijn zwager. Oude schulden moesten nog afgelost worden. Het akkerland, dat zijn vrouw mee in het huwelijk had gebracht, werd voor en na verkocht. Toch bleven geldproblemen in de privésfeer geregeld zijn aandacht vragen.
Reeds in 1759 klaagden de mensen, dat Herman Haes vaak op school ontbrak om de kinderen hun les te laten opzeggen. De overheid dreigde hem met een boete van zes dukaten, maar maande de ouders tevens hun kinderen ook daadwerkelijk naar school te sturen. Tien jaar later kwam het dan toch tot een officiële aanklacht en werd hij ervan beticht, vaker de herberg dan de school te bezoeken, of dat hij zich met andere zaken bezighield. Veel ouders hielden daarom hun kinderen thuis. Anderen stuurden de jeugd zelfs elders naar school. In 1782 werd opnieuw geklaagd dat de schoolmeester niet voldoende school hield. Hij was blijkbaar hardleers 23). Of voelde Haes -een geletterd man die ook het latijn beheerste- zich niet thuis op een dorpsschool? Toch heeft hij het er meer dan veertig jaar uitgehouden.
De school werd toen nog onder het raadhuis gehouden op kosten van de gemeente. De inkomsten van de schoolmeesterije kwamen o.a. van de pacht van de Schoolmeesterskamp in Asenray, te weten vijf malder rogge, vijf malder gerst en vijf malder boekweit, terwijl de ouders maandelijks vier stuivers aan schoolgeld betaalden. |
Ongeveer vijftig leerlingen waren toen leerplichtig, maar of ze ook geregeld kwamen, valt te betwijfelen. Ze werden al om acht uur 's morgens op school verwacht en kregen les tot elf uur. Na de middagpauze nog eens van één tot vier uur. In de zomermaanden was de school gesloten "). Op de kaart uit 1786 staat de gemeene school apart ingetekend achter de kerk aan de Schutte Klevere, ongeveer drie roeden groot (dit is nog geen 65m2). Latere opmetingen vermelden, dat het schoollokaal 30 bij 17 voet groot was met twee vensters op het oosten, elk venster 8 bij 6 voet 25).
PAUL SIMONS
Na het overlijden van schoolmeester Haes in 1792 solliciteerde de 26-jarige Jacob Gommans uit Roermond naar het ambt. Maar in Maasniel gaf men toch de voorkeur aan Paul Simons (1733-1811), zoon van wijlen de gewezen schoolmeester Joes Simons. Hij was sinds 1771 getrouwd met Maria Janssen uit Heel. Een jaar later kocht hij van schepen Joseph Timmermans voor 400 pattacons een huys, schuere, stallinge ende moesgaerde. Hij woonde nu naast de koster, die zijn zwager was 26).
Het echtpaar kreeg drie kinderen: Gertrudis, Joannes en Servaes. In 1794 werd Paul Simons door zijn broer "schepen te Maasniel" genoemd en inderdaad bekleedde hij dit ambt al in maart 1786 27). Voordien was hij burgemeester van het dorp geweest, terwijl hij Herman Haes ook als organist was opgevolgd. De 75-jarige Maria Janssen stierf eind 1806, nadat zij van een stoel was gevallen.
Maasniel kende in de Franse Tijd nog steeds een gemengde school voor jongens en meisjes. Zij kregen les in lezen en schrijven in de langue flamande. 's Zomers was er geen school. Ook was er geen les op de feestdagen en op de decades, die i.p.v. de zondagen om de tien dagen gehouden werden. André Wackers berichtte aan de overheid, dat men citoyen Simons op zijn burgerzin en goede manieren kon aanspreken. De schoolmeester was met de kinderen ook aanwezig bij de dans rond de vrijheidsboom in maart 1795 28). |