In de jaren veertig woonde in de dorpsstraat wel Dirck Smeets, volgens een proces uit 1745 smid van beroep. Hij was getrouwd met Ursula Dirricks. Het echtpaar kwam van elders en is na een tijdelijk verblijf in Maasniel weer vertrokken. Waar de smidse dan wel gestaan heeft, is niet bekend. Hendrick Sillen betaalde jaarlijks 7 pattacons aan huishuur. In 1750 werd een nieuwe varkensstal getimmerd en enkele jaren later werd het huis van een nieuw dak voorzien. Hiervoor gebruikte men 50 latten, 200 deckgeerden en duizend schouff.
Herhaaldelijk werd Hendrick Sillen op de voogdgedingen door zijn zoon Maes vertegenwoordigd, die bij hem inwoonde. Deze was in september 1747 getrouwd met Agneta Coenen. In het kader van de brandbestrijding werden in 1755 alle schouwen en schoorstenen bezichtigd. Int huys van Maes Sillen werd de dubbele schouw nagekeken, maar van een aparte smidse was geen sprake.
CASPAR CUSTERS
Over de beek lag de smidse van Caspar Custers. Hij was in september 1748 getrouwd met Mechtelt, dochter van wijlen de bode Lins Peters. Haar broer Jacob erfde de wederhelft van het ouderlijk huis. Na zijn overlijden in januari 1761 werden de huismeubelen en overige spullen verkocht. In de boedellijst werden geen werktuigen genoemd die een smid in zijn werkplaats gebruikt. Inderdaad werd het werk in de smidse aanvankelijk voortgezet door Coen van der Linden. Daarna ging deze in dienst bij Linnerd van Oudenhuysen, hoefsmid aan de beekstraat. In 1772 beleende Willem Kusters (1749-1795), eveneens nagelsmid van beroep, zijn kindsgedeelte van huis, tuin en smidse met toebehoor. Naderhand blijkt het geheel op zijn naam te staan. Hij was getrouwd met Cornelia Hierop. In 1796 werd de weduwe Custers hier genoemd met haar zoons Caspar en Jan. De eerste trouwde kort daarop met Catharina Peters. Rond 1800 begon hij als hoefsmid een werkplaats in Herten op de Hoogstraat.
In juli 1756 trouwde Peter Smeedts met Anna Sillen, kleermakersdochter. |
Tussen 1760 en 1781 werd hij meerdere malen genoemd in de gemeenterekeningen voor reparaties aan de stoovepijpen in de school en werken aan de batten te Leeuwen. Zo maakte hij in 1766 een nieuw slot op het civilen arrest huysken, dat was in de kleine school, die tevens als tijdelijk verblijf van gearresteerden werd gebruikt. Ook voor de kerk heeft hij herhaaldelijk gewerkt in opdracht van de pastoor.
Het gezin woonde aan de Eyermert. Verwantschap met Dirck Smeets uit 1745 is niet waarschijnlijk.
VAN DER LINDEN
Coen van der Linden (1717-1797) was een zoon van Jacob Verlynden en Digna Nijskens uit Buggenum. Daar trouwde hij in oktober 1753 met Joanna Thuyls. Zeven jaar later verhuisde het gezin naar Maasniel. Aanvankelijk woonde Coen in het huis van wijlen Caspar Custers.
Nadat hij enkele jaren had samengewerkt met smid van Oudenhuysen, begon hij in 1771 voor zijn eigen. Waarschijnlijk is hij daar met ruzie weggegaan. Hij kocht datzelfde jaar huis en moeshof in de dorpsstraat voor 290 pattacons van Gerard Claessens en Maria Houben, inwoners van Vlodrop. Veertig jaar eerder klonk hier nog de smidshamer van Jan Arets. Waarschijnlijk heeft Coen hier zelf opnieuw de werkplaats ingericht. Er zijn immers geen aanwijzingen, dat Hendrick Sillen en later zoon Maes als smid de kost verdienden.
Ook zijn broer Hendrick van der Linden (1699-1746) werd al in 1744 in Maasniel genoemd als meestersmid. Hij woonde toen in Roermond. Daar was hij in 1727 getrouwd met Catharina Coelmont, weduwe van slotenmaker Wolters. Oorspronkelijk waren beide broers en hun zus Marie, herbergierster aan Mijnheerkens, van Neelder afstamming. Hun vader Jacob was hier in oktober 1670 geboren als zoon van Arnold Verlynden en Elisabeth Willems.
Coen van der Linden werd na zijn overlijden als hoefsmid in het dorp opgevolgd door zijn zoon Jacob (1755-1846), getrouwd met Anna Catharina Greefkens (1770-1834) uit Grathem. |