BRONNEN
De gegevens hiervoor waren meestal indirect verkregen via overdrachten, processen e.d. Vaak kon ik zo doorgraven tot het begin van de 17e eeuw en soms zelfs nog verder. Herhaaldelijk wordt daarbij verwezen naar de gemeenterekeningen uit 1628, waarin de gezinshoofden en grondeigenaren staan vermeld. Het bunderboek uit 1682 is hierin nog duidelijker. De landmeter had de gemeente toen ook al in kaart gebracht, maar de tekeningen met de akkers, veldwegen en huizen zijn naderhand verloren gegaan. Ik heb geprobeerd die 17e eeuwse toestand te reconstrueren. Uit de presentielijsten van de voogdgedingen en uit de beestenschat wordt vaak duidelijk hoeveel huishoudens de gemeente telde en waar iemand is gaan wonen. Een lijst uit 1698 geeft ons voor Leeuwen en Maasniel tevens de gezinssamenstelling per huishouden, zoals: Gelis Bremmers, vre., 3 kinderen, eenen knecht, een maeght enz. Voor de overige behuizingen zijn we aangewezen op een lijst van de graanvoorraden.
De doop- en trouwboeken te Maasniel zijn vanaf 1655 bewaard gebleven en de overlijdensregisters eerst vanaf 1697. De gegevens tussen 1703 en 1733 ontbreken echter. Dat kan een mensenleven lang zijn, van geboorte, huwelijk en overlijden. Via de overdrachten en de procesboeken van de schepenbank is dan nog veel te achterhalen over deze ontbrekende schakels. |
Aanvankelijk vermeldde de priester bij de doop alleen de naam van de vader en soms ook de voornaam van de moeder. Ook hier moeten de archieven van de schepenbank verder uitkomst bieden. Dat de gemeenschap toen nog klein was, vergemakkelijkt het onderzoek dan weer.
In 1766 werden de keurmedige goederen in de vrijlanden van Niel in kaart gebracht en beschreven. Ook naar dit boek wordt geregeld verwezen.
Twintig jaar later werd de gemeente opnieuw in kaart gebracht. Deze Cartes Figuratives zijn de voorlopers van de kadaster-kaarten uit de 19e eeuw.
In 1796 werd opnieuw een bevolkingslijst samengesteld. Alle personen boven de twaalf jaar werden toen met naam opgeschreven, inclusief leeftijd en plaats in het gezin.
Het zijn vooral de archiefstukken van de schepenbank als rechterlijke instantie die we voor de geschiedschrijving in de 19e eeuw moeten missen. In de Franse tijd werden de gemeentebesturen ontheven van de rechtspraak. Voor de overdrachten zijn we dan aangewezen op de archieven van de notarissen.
Mijn dank gaat uit naar de mensen van het gemeentearchief te Roermond en van het rijksarchief te Maastricht, naar dr. G. Venner, rijksarchivaris, voor zijn kritische opmerkingen en vriendelijke informaties.
Speciale dank gaat uit naar dhr. P.J. Gootzen door wiens nijvere inzet de uitgave van dit boek uiteindelijk mogelijk werd. |