Aan de Coninserd of Kneynseerde. Met andere woorden: bolwerk voor konijnen.
In Leeuwen was geregeld gansrijden, en Neel heeft een heuse Markt gehad, tegenover de kerk, waar de herberg In Sint-Laurens stond.
Herbergen: die waren er in overvloed. 's Zondags onder de hoogmis kon je het dansen en de violen horen. Er werd hier beter bier getapt dan in Roermond (hoorde je daar), ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog brouwde Neel al een wit bier en er stonden hele velden hop. Een pastoor had zelfs een hoptuin naast zijn huis, dus die moppen over pastoors zullen wel heel oud zijn. Omstreeks 1700 telde de gemeente meer dan dertig brouwers en tapperijen. Dat was niet alles: de boeren stookten zelf hun wachelter: sjnaps van de jeneverbes die op de hei groeide. Wachelter bleek zeer geschikt om bij de caféruzies opgelopen wonden te wassen.
Ja, zo heel braaf waren we niet. De galg zag geregeld iemand bungelen, mannen mishandelden hun vrouw met de grote pook, vrouwen sloegen terug, tot bloedens toe vaak als een man al te opdringerig werd. Een pastoorsmeid (ziet u het voor u?) sleepte de koster aan zijn haren voort. Roken op straat was verboden, maar op de Eiermarkt huisden vrouwen van zeden zo licht als de zandgrond bij de grens. Venusdiertjes werden ze genoemd. Een schande voor het dorp, maar de nette mensen waren vooral bang dat de Almogende ook hen zou straffen voor zoiets liederlijks.
Venusdiertjes. We komen meer prachtige woorden tegen. De keuterboertjes van Neel gingen met hun koetjes naar een van de haöf, waar een sprinkrind rondliep: de stier. We lezen woorden die we kwijt zijn, zoals duifhuis, en je woonde nog Op gen Spik.
Wie woonden daar? En Op gen Riet? En in het Cleen Broeck, dat nu de Baeksjtraot is?
Heel gewone mensen natuurlijk. Maar juist over hen horen we niet veel. Dat ligt niet aan Jan Ruiten. Hij heeft alles nagevlooid, maar hij was aangewezen op officiële akten over verkoop en pacht en op processtukken.
|
En daarin vinden we de kleine brave Neelder luuj niet zo vaak. Ze vochten niet, vochten geen pachtconflicten uit met de deftige burgers uit Roermond, omdat ze misschien niet eens een stukje grond groter dan een kippenhok hadden, en inbreken, dat deden ze al helemaal niet. Bij wie was er wat te halen?
Anonieme mensen waren het. Hadden ze wel een officiële naam? Wie had trouwens iets van hun geschiedenis moeten opschrijven? Wie kon er schrijven? Grotere boeren ondertekenden hun pachtcontract met een riek of een schudgaffel. En de enkeling die kon schrijven kwam toch zeker niet op het idee een dagboek bij te houden, een Neelder Nuuts te maken of misschien wel een boek te schrijven over zijn dorp? Waarom ook, voor wie?
Ach, laten wij het dan doen. Nu nog. Doe de ogen dicht en droom u een sublieme serie. Ga naar de herberg van Fedderhenske of die van Vetterhanske, allebei in Asenray, kijk wat daar gebeurt. Geef de voorvaderen alsnog een leven dat boeit en ontroert. Het staat er nu zo nuchter, al die boeren die twee, drie keer getrouwd waren omdat hun vrouw in het kraambed bleef. Zie de prachtigste scènes voor. u. Een dronken jongeman (ja, wachelter tikt aan) heeft de boerin van Cornelishof voor heks uitgemaakt. Voor straf moet hij het beeld van de heilige Catharina voor het raadhuis overschilderen. Schilder mee, en zie: een grauw paard verandert plots in een vrouw. Een heks natuurlijk. Filmen maar. Bouw dat Neel, Asenray weer op. Want dat is ons verleden. Niet Amsterdam, niet de Griekse geschiedenis of de USA. Het Neel van vroeger, vol armzalige boeren, voor wie de enige sociale voorziening de zon was, waar onze ouders en grootouders over verteld hebben, dat Neel is werkelijker dan wat we op de tv zien.
Zie ons vroeger, onze eigen wereld zoals Jan Ruiten die vond en ons voortovert als een majestueuze boom bloeiensvol bloemen, en besef: zo'n boom heeft heel die pracht alleen maar te danken aan zijn wortels en de grond waarin hij staat.
WIM KUIPERS |