Molens in Maasniel: Maasniel, Leeuwen, Donderberg, Asenray, de molen van de voogd

De water-vluchtmolen van Leeuwen bij Maasniel  

De watervluchtmolen van Leeuwen in het midden van de jaren twintig bovenstroom gezien.

De molen en zijn eigenaren

De water-vluchtmolen van Leeuwen, een buurtschap in de vroegere gemeente Maasniel, was de merkwaardigste molen van Limburg. Dit molentype maakte van wind- en waterkracht gebruik. In Nederland hebben slechts enkele water-vluchtmolens gestaan. De molen van Leeuwen was een koren- en oliemolen en de laatste in zijn soort. Hij stond op Trutgenskamp, links van de oude rijksweg Roermond-Venlo, dichtbij de Maas.
In 1825 kreeg Jan (Hubert) Maessen uit Maasniel toestemming van het provinciaal bestuur om op de Maasnielderbeek een oliemolen te bouwen.' In 1839 liet hij in de oliemolen een koppel stenen plaatsen voor het malen van graan .
De Maasnielderbeek, in het midden van de 19e eeuw de Nielderbeek genoemd, kon meestal alleen in de natte jaargetijden voldoende drijfkracht leveren. Aangezien `s zomers praktisch niet met de watermolen kon worden gemalen, vroeg Jan Hubert Maessen, gemeentesecretaris, in 1844 toestemming aan het provinciaal bestuur om bij de watermolen een rosmolen te bouwen. In het midden van de 19e eeuw stonden de twee molens met toebehoren op naam van Willem Maessen, burgemeester van Maasniel. Zijn erfgenamen verkochten de molens in 1858 aan Cecilia Keysers, de echtgenote van Peter Nijssen, die toen molenaar-pachter was. Nijssen plaatste in 1860 een stoommachine. In 1865 kreeg hij toestemming van het provinciaal bestuur voor de bouw van de windmolen. De houten achtkante romp werd op de muren van de watermolen geplaatst en de gangwerken van beide molens werden gekoppeld. In 1866 werd de watervluchtmolen in gebruik genomen. Kort nadien werd de rosmolen afgebroken. In de kadastrale leggers komt hij na 1870 niet meer voor.
De water-vluchtmolen vererfde in de familie Nijssen. In het Limburgs wordt deze naam als Niessen uitgesproken, hetgeen bij de Burgelijke Stand aanleiding tot misverstanden gaf. Takken van de familie Nijssen voeren dan ook de naam Niessen, zoals te Obbicht, Beegden en Well.
Na het overlijden van Cecilia Keysers, roepnaam Mina, vond een deling van de nalatenschap plaats. Peter Hubert Nijssen ontving een helft; de kinderen kregen de andere helft van de bezittingen. Bij boedelscheiding in 1897 werden de molenaars Jan (Sjang), Andreas (Andries), en Jacques, alsmede Margaretha (Greet), ongehuwd en huishoudster van beroep, eigenaren van de toen genoemde wind-, water- en stoomgraanmolen en oliemolen. Jan en Andreas kochten hun familieleden in 1898 uit. In 1925 en 1927 werd het bedrijf verder uitgebreid voor de handel in graan, veevoer, waaronder veel lijnkoeken en kunstmest. Voor het vervoer van graan en meel tussen de klanten en de molen werd in die tijd veel van de molenkar gebruik gemaakt. De firma voerde dé naam Gebr. Nijssen. De ongehuwde Sjang was in feite de molenbaas.
Op het einde van de Tweede Wereldoorlog verkeerde de houten windmolen in tamelijk slechte staat. Van de lui- tot de kapzolder was het achtkant in sterke mate door de boktor aangetast.
Midden november 1944 bereikten Britse troepen de westelijke Maasoever bij Roermond en kwam de oostelijke oever onder Brits artillerievuur te liggen. De molen liep daarbij enige schade op. Op 19 november 1944 werd hij door de Duitsers opgeblazen.
In de jaren veertig tenslotte waren de volgende leden van de familie Nijssen, ieder voor 1/7 deel eigenaar: - Franciscus Hubertus, molenaar in Maasniel; Johannes Hubertus, landbouwer in Maasniel; Mathilde Cecilia, firmanten in Maasniel; Margaretha Elisabeth, gehuwd met Andreas Timmermans molenaar in Herten; Jacobus Johannes, molenaar in Venray-Veulen; Peter Wilhelmus, hoofdonderwijzer in Bemmel ~Gld.); Peter Johannes, religieusbroeder in Maastricht. h Met uitzondering van Margaretha Elisabeth zijn alle hiervoor genoemde familieleden intussen overleden.

Bron: De Molens van Limburg door P.W.E.A. van Bussel

krantenartikel 1869