Molens in Maasniel: Maasniel, Leeuwen, Donderberg, Asenray, de molen van de voogd

De windmolen op de Donderberg in Maasniel

Zie ook: deze molen op schilderijen
advertenties 1871, 1873 , notariële akte en rekeningkoppen

In 1847 kregen Leonard Cranen, koopman in Roermond. en Willem Janssen, molenaar in Melick, vergunning van het provinciaal bestuur om in Maasniel een windmolen te bouwen.' Zij kochten de standaardmolen van Heythuysen. die bij de watermolen stond. en lieten hem naar Maasniel overplaatsen waar hij op de Donderberg een nieuwe maalfunctie kreeg.
De Donderberg is geen berg zoals de naam zou doen vermoeden, maar een vlak plateau. dat iets hoger ligt dan het omliggende land. Ter plaatse werd nog onderscheid gemaakt in de "Ligten donderberg" en de "Zwaren donderberg". Op de "Ligten donderberg" had Maria Ida Hubertina van den Bergh, echtgenote van de advocaat H.J.P. Schieffen. een perceel bouwland dat ze in 1842 van de Roermondse rentenier Ernest Petit had gekocht. Zij verkocht het land aan Wilhelmus Janssen die daarop zijn oog had laten vallen voor de bouw van een windmolen in de jaren 1847-1848. Op 12 aug. 1848 verkoopt Janssen de helft van het perceel grond op de Ligten Donderberg aan L.Cranen en Cie, beiden verklaren dat de molen op gemeenschappelijke kosten is gebouwd en dus aan beiden voor de helft toebehoort. De molen bleef in hun bezit, tot aan de openbare verkoop 1873  In 1871 was als eens te vergeefs geprobeerd de molen openbaar te verkopen In 1873 werd Jozef Biermans, onderwijzer uit Meerlo, en schoonzoon van de molenaar Janssen door koop eigenaar. In 1883 deed hij de molen over aan zijn oudste zoon Johannes Andreas Wilhelmus Biermans. In die tijd waren de meeste inwoners van Maasniel nog landbouwers. De molen stond toen midden in de korenvelden. Biermans woonde op het huis “de Thooren”. In de schuur aan de binnenplaats had Biermans een klein hulp gemaal.
Op de standaardmolen lagen twee koppels stenen, één op de achtermolen een op de voormolen. Een van die twee koppels was speciaal ingericht voor het malen van bakrogge. De kwaliteit van het roggemeel was van dien aard dat een aanzienlijke hoeveelheid door de Roermondse broodbakkers werd afgenomen.
In 1932 wilde Hubert Biermans, zoon van Johannes Andreas Wilhelmus Biermans en vanaf 1931 eigenaar, zijn windmolen stilzetten. De zandwegen, die naar de molen leidden waren vaak te moeilijk begaanbaar en om die reden wilde Biermans zijn hulpgemaal uitbreiden tot motormaalderij. De molen was nog niet verloren, want in 1937 kreeg hij een grote herstelbeurt. Op 7 december van dat jaar werden de bezittingen door notaris Mostart te Roermond openbaar verkocht. Koper werd Theodorus Johannes Hubertus Koenen leraar te Maastricht. Vanaf 1 april 1939 werd de molen met het kasteeltje verpacht aan H. van Bergen. Deze plaatste in de schuur een dubbele maalstoel op een gemetselde voet en een elektromotor, waardoor de windmolen in onbruik raakte. In de oorlogsjaren verslechterde de staat van de molen.
Enerzijds gebeurde dit door uitblijven van onderhoud, anderzijds door de jeugd die op de in het openveld staande molen vrij spel had. Hoewel Koenen volgens het pachtcontract verplicht was de molen in goede staat te houden, bleef onderhoud achterwege.
1943 deed Chr. Van Bussel uit Weert een bod op de molen met het doel hem af te breken en hem op een andere plaats weer op te bouwen. Daarbij werd gedacht aan een van de nieuwe ontginningsdorpen in de Peel. Ook pachter Van Bergen scheen interesse te hebben gehad om de molen te kopen en hem daarna naar een punt dichter bij Maasniel te verplaatsen. Hij had overigens geen behoefte aan de windmolen als bedrijfsuitbreiding. Ook een Roermondse antiquair had belangstelling Hij wilde de molen slopen om het hout gebruiken voor de restauratie van antieke meubels. De molen dateerde namelijk uit 1781. Het eikenhout was gezien zijn ouderdom dan ook bijzonder geschikt voor de restauratie van antiek meubilair. De toestand verslechterde op het einde van 1944, toen veel hout  van de molen werd gestolen om als brandstof te dienen  Tenslotte werd hij op 14 januari 1945 door de Duitsers opgeblazen. In 1947 werden de laatste resten opgeruimd.
Enkele van deze resten zijn beland 1954 in de Den, het voortrekkers lokaal van de verkenners groep St. Joris Maasniel. (scouting St Joris Maasniel ) Hier bevind zich onder andere de molensteen in de vloer van dit lokaal.

Bron:     De Molens van Limburg door P.W.E.A. van Bussel,  gecorrigeerd door E.J.C.H. Biermans en R. Lamboo
Foto's:   E.J.C.H. Biermans