Toponiemen in Maasniel en Leeuwen en Asenray |
|
Inleiding - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z - Interactieve kaart 1818 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Naam Toponiem |
Huidige wijk |
Soort toponiem |
Oudst bekende vermelding |
Coördinaten |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Waeterbaend |
Straat |
veldnaam | 1636 | Lat 51,18908 Lng 6,03047 |
Waeterbaend drassige weidegrond (1636) Diverse perioden was er sprake van bos
Waeterbaend volgens kadasterkaart 1818 De Waeterbaend volgens carte figuratief 1766
Het grote gele veld met de bomen en een stuk daarboven is de Waeterbaend |
|
|
|
|
Weijershof |
De weijer |
hoeve | 1461 | Lat 51,19930 Lng 6,02423 |
Weijershof
foto D. Clerx 2002
Weijershof volgens carte figuratief 1786 Tegen het einde van de middeleeuwen waren de kartuizers uit de stad vlijtig bezig
hun bezittingen aan het Nyelrebusch flink uit te breiden. De paters hadden zich in
1376 te Roermond gevestigd in de kartuis des huys van Bethlehem. Enkele jaren
later hadden zij al enig land achter het dorp in bezit. Daar zou het klooster in later
jaren een boerderij timmeren en in halfpacht uitgeven. De Wijerhof werd gesticht op oude tiggelgrond waar enige wijers (poelen) na het afgraven van de klei waren
achtergebleven.
Het klooster is vooral in de 15e eeuw druk doende geweest de gronden achter het
dorp op te kopen. In 1391 kregen de paters vrijstelling van alle cijnzen en
keurmeden, die zij verplicht waren te leveren aan Reynolt van Valkenburg, medeeigenaar
van de vrijheerlijkheid Dalenbroek. Het ging toen nog maar om 5 bunders
land, waartoe ook behoorden de 8 morgen water, die het klooster van de stad
Roermond had verworven. In 1461 is voor het eerst sprake van een boerderij: de Karthuyzerhof op gen Wijer.
Aanvankelijk ook de Nuwenhoft genoemd. Achter de Broekhin lag immers al een boerderij, de Wijer (later Brande weijer) geheten.
In 1666 werd
gesproken over bijna 50 bunder, behorend bij de Wijershooff, waarvan ruim de helft
als akkergrond in gebruik was. Verder had de pachter de beschikking over 21
morgen aan bos en beemden.
Ook werden genoemd de huisplaats, moeshof en bongerd, het elzen broek en de
kuilen met de heggen; alles bij elkaar zo'n 32 morgen groot. Tenslotte nog de
Croebeen: 7 morgen land met houtopstand.
Andere benamingen, die bij de boerderij behoorden, waren o.a. de Sporck of
Sporscheel! (aan de landweer), Kukerlandt, Cleverhovel ofwel Cleverhoeck, het
Phebusbosje en het Kiekgaetien. In 1636 was er al sprake van de Lange Hegge
tussen de Grote Kamp en het Kerkeveld. De veestapel werd in 1682
gevormd door 13 koeien en 110 schapen, terwijl de pachter ook nog een stier (ein
sprinckrindt ofte verre) diende te houden, waar die van Niel met hun koeien terecht
konden. Voor de akkerwinning had de boer nog vier
paarden.
Zestien bijenkorven stonden bij het huis.
De hoeve is van 1461 tot 1783 eigendom geweest van het Karthuizer kooster. Toen werd het klooster gesloten door de verlichte heerser Jozef II van Oostenrijk. De goederen vielen aan de staat toe, die ze op hun beurt weer verpachte en later verkocht. [Bron Ruiten; Onder den klockenslagh van Neel]
Weijershof volgens carte figuratief 1766
|
|
|
|
|
Wijers buske |
De Weijer |
veldnaam | | Lat 51,19753 Lng 6,01989 |
Wijers buske
Wijers buske volgens carte figuratief 1786 |
|
|
|
|
Windmolen, Aan des voogds |
Broekhin |
veldnaam | | Lat 51,201203 Lng 6,001518 |
Aan des voogds windmolen - Broekhin
De
Heer van Roermond werd aangeduid met de titel Voogd. Nadat
zijn windmolen in 1577 door de Staatse troepen in een
gevecht met de bezetters van de stad werd vernield, werd hij
in rustiger tijden herbouwd. De gesloten standaardmolen stond
later in Roermond vlakbij de vroegere gemeentegrens met
Maasniel aan de weg naar Swalmen.
Aan des voogds windmolenvolgens carte figuratief 1786
Aanvankelijk
lag er op de molen een koppel stenen. De inrichting
met een koppel stenen werd met een gewerf(f) aangeduid.
Dit koppel stenen lag zoals gebruikelijk ongeveer in
het midden van de tweede zolder op de zware draag- of steenbalk,
waarop de gehele draaibare bovenbouw rust of hangt.
In 1703 werd een tweede gewerf aangebracht . Dit tweede
koppel stenen werd op de maalzolder achter de standaard
tegen de borst gelegd en wordt de achtermolen genoemd.
In het begin van de 19de eeuw
was de molen eigendom van de Belgische baron Auguste Joseph Ghislain d'Overschie
de Neeryssche, rentenier in Brussel. Hij verkocht de standaardmolen
op 14 januari 1843, akte verleden voor notaris F.W. Milliard, aan
Robert Magnée, grondeigenaar en burgemeester van
Horn. De molen met weiland, gesitueerd aan de grote weg Roermond-Venlo,kwam
daarna in een vennootschap en
werd in 1853 openbaar verkocht. De akte van 19 januari, eveneens
verleden voor notaris Felix Willem Milliard in Roermond,
vermeldt als comparanten: Robert Magnée; Theodoor
van de Winkel; Anna Elisabeth Buyssen, echtgenote
van Pieter Willem Dahmen molenaar te Roermond, in eerste huwelijk weduwe van
Hendrik Wackers; Willem of Guillaume
en Jacob Burghoff; Willem en Hendrik (Jr.) Wackers.
Deze namen zullen nog regelmatig ter sprake komen . De
molen werd gekocht door Willem Lamerichs, molenaar
in Roermond. In 1869 brandde hij af.
Bron: De Molens van Limburg door P.W.E.A. van Bussel
Gezicht op
Roermond en de nieuwe
weg naar Venlo uit ±1840 met
de windmolen
van de
Voogd. Pentekening
Gemeente Museum Roermond.
ReproduktieHennie Retra, Roermond
|
|
|
Windmolen, De molen
op de Maasnielderweg van de fam. Boom
|
Roermond |
Molen |
|
Lat 51,200847
Lng 6,003578 |
De molen
op de Maasnielderweg van de fam. Boom
Alhoewel
de molen net niet in Maasniel lag, ben ik van mening dat deze wel op deze site
thuis hoort, daar deze in haar tijd toch veel voor het Maasnielse dagelijks
leven betekend heeft. De molen lag geografisch enkele tientallen meters van de
Maasnielse grens op de Maasnielderweg
De windmolen op een topografische kaart uit 1895
Nadat
Willem Lamerichs zijn standaardmolen door brand had verloren, vroeg hij in 1869
aan het provinciaal bestuur toestemming om "Op het schiltje”of Op het
Schielte”een nieuwe windmolen te bouwen De nieuwe windmolen werd een stenen
bergmolen. Het buurtschap lag bij de gemeentegrens van Roermond en Maasniel. De
molen stond echter niet in de vroegere uithoek, maar een
weinig oostelijker aan de weg naar
Maasniel.
In
1875 verkocht Lamerichs de molen aan Willem Boom te Roermond.
zijn broer Johannes Boom werd mede-eigenaar. Bij de molen liet de familie Boom een geriefelijk molenaarshuis bouwen
met cafékamer, paardenstal, varkensstallen, schuur en koeienstal. Na
boedelscheiding in 1910 werd de molenaar Theodorus
Hubertus voor de helft eigenaar. De andere helft werd
eigendom van Wilhelmus Theodorus Hubertus Boom, procuratiehouder in
Roermond. De familie Boom liet later aan de
Maasnielderweg nog een aparte zaal bouwen. Op het einde van de jaren twintig
zette Theodoor Boom de windmolen
stil en maakte verder gebruik van het elektrische hulpgemaal.
dat in een bijbouw stond.
Enige
jaren daarvoor had de windmolen een grote herstelbeurt ondergaan. De houten roeden en de as waren vervangen door
ijzeren. De onderdelen daarvoor waren afkomstig van een andere molen. Ook de staart werd vernieuwd. Voordat die
onderdelen werden aangebracht, was er onder de kap een
Engels kruiwerk gelegd.
Om gezondheidsredenen
zocht Boom een ander middel van bestaan
en verzocht notaris Brinkman de windmolen met huis. zaal, tuin en toebehoren op 12 augustus 1929 openbaar te
verkopen.'' De biedingen waren te laag en het molengoed werd niet verkocht.
Toen Boom in 1932 zijn
plan om de molen te slopen aan de
Vereeniging "De Hollandsche Molen" kenbaar maakte, bezocht
de toenmalige technisch adviseur A.J. Dekker de molen.
Met uitzondering van het verfwerk en het gangwerk bevond
de molen zich in een goede staat.' Het was crisistijd en een schilderbeurt bleef
bij de meeste windmolens achterwege.
Nadat de molen
was stilgezet, bleef hij zeven jaar met een wiek
voor de borst staan. In 1936 werd hij tenslotte afgebroken. in verband met de bouw van een spoorwegviaduct. Daarmee
verdween de laatste windmolen van Roermond. De molen van Boom zou ongeveer op de plaats hebben gestaan,
waar thans de meubelzaak van Sijben is gevestigd. Chr. van Bussel uit Weert kocht de bruikbare onderdelen voor
het herstel van de windmolen in Aalst bij Eindhoven, die in 1936 door brand was vernield. De twee Potroeden en de as.
die in 1852 was gegoten door F.J. Penn & Comp, te Dordrecht en
het nummer 43 droeg, werden met het aswiel de vang en de kapconstructie met het Engels kruiwerk naar Aalst overgebracht. Daar werden zij door de molenmakers Gebr.
Antoon en Huub van Tartwijk uit Eindhoven op de gerestaureerde romp geplaatst. Het houten gangwerk werd niet
gebruikt, omdat Chr. van Bussel voor de Aalstermolen bij de Machinefabriek en IJzergieterij P. Konings in Swalmen een
ijzeren gangwerk had besteld.
Bron: De Molens van Limburg
door P.W.E.A. van Bussel
De windmolen op een topografische kaart uit 1926 |
|
De water-vluchtmolen van Leeuwen bij Maasniel |
Leeuwen |
Molen |
|
Lat 51,213867
Lng 5,99389 |
De water-vluchtmolen van Leeuwen bij Maasniel
De watervluchtmolen van Leeuwen in het midden van de jaren twintig bovenstroom gezien.
De molen en zijn eigenaren
De wind-water-molen op een topografische kaart uit 1895
De water-vluchtmolen van Leeuwen, een buurtschap in de vroegere gemeente Maasniel, was de merkwaardigste molen van Limburg. Dit molentype maakte van wind- en waterkracht gebruik. In Nederland hebben slechts enkele water-vluchtmolens gestaan. De molen van Leeuwen was een koren- en oliemolen en de laatste in zijn soort. Hij stond op
Trutgenskamp, links van de oude rijksweg Roermond-Venlo, dichtbij de Maas.
In 1825 kreeg Jan (Hubert) Maessen uit Maasniel toestemming van het provinciaal bestuur om op de Maasnielderbeek een oliemolen te bouwen.' In 1839 liet hij in de oliemolen een koppel stenen plaatsen voor het malen van graan .
De Maasnielderbeek, in het midden van de 19e eeuw de Nielderbeek genoemd, kon meestal alleen in de natte jaargetijden voldoende drijfkracht leveren. Aangezien `s zomers praktisch niet met de watermolen kon worden gemalen, vroeg Jan Hubert Maessen, gemeentesecretaris, in 1844 toestemming aan het provinciaal bestuur om bij de watermolen een rosmolen te bouwen. In het midden van de 19e eeuw stonden de twee molens met toebehoren op naam van Willem
Maessen, burgemeester van Maasniel. Zijn erfgenamen verkochten de molens in 1858 aan Cecilia Keysers, de echtgenote van Peter Nijssen, die toen molenaar-pachter was. Nijssen plaatste in 1860 een stoommachine. In 1865 kreeg hij toestemming van het provinciaal bestuur voor de bouw van de windmolen. De houten achtkante romp werd op de muren van de watermolen geplaatst en de gangwerken van beide molens werden gekoppeld. In 1866 werd de watervluchtmolen in gebruik genomen. Kort nadien werd de rosmolen afgebroken. In de kadastrale leggers komt hij na 1870 niet meer voor.
De water-vluchtmolen vererfde in de familie Nijssen. In het Limburgs wordt deze naam als Niessen uitgesproken, hetgeen bij de Burgelijke Stand aanleiding tot misverstanden gaf. Takken van de familie Nijssen voeren dan ook de naam Niessen, zoals te Obbicht, Beegden en Well.
Na het overlijden van Cecilia Keysers, roepnaam Mina, vond een deling van de nalatenschap plaats. Peter Hubert Nijssen ontving een helft; de kinderen kregen de andere helft van de bezittingen. Bij boedelscheiding in 1897 werden de molenaars Jan (Sjang), Andreas (Andries), en Jacques, alsmede Margaretha (Greet), ongehuwd en huishoudster van beroep, eigenaren van de toen genoemde wind-, water- en stoomgraanmolen en oliemolen. Jan en Andreas kochten hun familieleden in 1898 uit. In 1925 en 1927 werd het bedrijf verder uitgebreid voor de handel in graan, veevoer, waaronder veel lijnkoeken en kunstmest. Voor het vervoer van graan en meel tussen de klanten en de molen werd in die tijd veel van de molenkar gebruik gemaakt. De firma voerde dé naam Gebr. Nijssen. De ongehuwde Sjang was in feite de molenbaas.
Op het einde van de Tweede Wereldoorlog verkeerde de houten windmolen in tamelijk slechte staat. Van de lui- tot de kapzolder was het achtkant in sterke mate door de boktor aangetast.
Midden november 1944 bereikten Britse troepen de westelijke Maasoever bij Roermond en kwam de oostelijke oever onder Brits artillerievuur te liggen. De molen liep daarbij enige schade op. Op 19 november 1944 werd hij door de Duitsers opgeblazen.
In de jaren veertig tenslotte waren de volgende leden van de familie Nijssen, ieder voor 1/7 deel eigenaar: - Franciscus Hubertus, molenaar in Maasniel; Johannes Hubertus, landbouwer in Maasniel; Mathilde Cecilia, firmanten in Maasniel; Margaretha Elisabeth, gehuwd met Andreas Timmermans molenaar in Herten; Jacobus Johannes, molenaar in Venray-Veulen; Peter Wilhelmus, hoofdonderwijzer in Bemmel ~Gld.); Peter Johannes, religieusbroeder in Maastricht. h Met uitzondering van Margaretha Elisabeth zijn alle hiervoor genoemde familieleden intussen overleden.
Bron:
De Molens van Limburg door P.W.E.A. van Bussel
|
|
De standaardmolen van Asenray |
Asenray |
Molen |
|
Lat 51,195327
Lng 6,047791 |
De standaardmolen van
Asenray
De standaardmolen van Asenray in de jaren
twintig
De windmolen op een topografische kaart uit 1925
Asenray,
een buurtschap tussen Maasniel en de Duitse grens,
kreeg pas in 1912 een windmolen. Vroeger waren de boeren
aangewezen op de windmolen van Maasniel of de windmolens, die aan de oostzijde
van Roermond stonden. Vooral
de molenkar van de watermolen van Swalmen was in
die omgeving actief.
Johannes Hubertus Verstappen. Sjang genaamd en pachter van de standaardmolen in
Melick, kocht in 1911 voor 1100 gulden
in het Duitse Wegberg een standaardmolen. Hij liet de
molen door de molenmakers de Gebr. Sjang en Sief Hendrickx
uit Beegden en Heel overplaatsen naar een plek, gelegen
aan de rechterzijde van de weg, bij de dorpsingang van
Asenray.
Het was een forse, gesloten standaardmolen met fraaie lijnen
en een gevlucht van ruim 25 m., dat oorspronkelijk van
hout ovas. De as was eveneens van hout, maar had een ijzeren
insteekkop. De gemetselde voet was rond en de paraplu
kegelvormig. De borst, de kap en de paraplu waren met
geteerd asfaltpapier gedekt. Op de steenbalk van de tweede zolder lag een koppel
17-er maalstenen. In de jaren twintig
werden de houten roeden door de Gebr. Hendrickx vervangen door ijzeren
Potroeden.
Verstappen breidde in de loop van de jaren het maalbedrijf uit.
Toen de molen in aanbouw was, liet hij tevens een huis bouwen
en in de jaren 1914 en 1916 eer schuur en een magazijntje.
In 1930 vestigde hij bij de windmolen langs de Dorpstraat een elektrische
motormaalderij met een enkele maalstoel, die
door de firma Poeth uit Tegelen werd geleverd. In die jaren
kwam ook zijn zoon Jacques op de molen. die voornamelijk
in loon maalde.
Op 31 januari 1945 moesten de inwoners van Asenray huis en
haard verlaten. Van het bruggenhoofd Roermond was Asenray het laatste dorp, waarvan de inwoners geëvacueerd werden.
Via Bruggen (D.) werden
zij per spoor over Duitsland naar
Friesland getransporteerd. De molen had tot de laatste dag
gemalen, hoewel hij reeds voor de evacuatie onder de maalzolder
met springstof geladen was.
Toen de familie
Verstappen Pinkstermaandag terugkeerde, trof zij slechts verkoolde resten aan.
Bij de explosie was de molen in brand
gevlogen en de overblijfselen brandden geheel
uit.
Wanneer de Duitsers de molen lieten springen is niet bekend,
aangezien de inwoners van Asenray de molen tijdens de evacuatie voor het laatst
gezien hebben. De Duitsers richtten op
28 februari en 1 maart de laatste vernielingen
aan in Roermond. De laatste en kortste ontsnappingsweg
naar Duitsland liep via Maasniel en het gehucht Maalbroek bij Asenray, zodat wordt aangenomen dat
ook de standaardmolen, die op enige afstand van de weg stond,
eind februari werd opgeblazen. Direct
na de oorlog werd het bedrijf met een vergrote motormaalderij
voortgezet. In 1957 schafte Jacques Verstappen
zich bij de firma Van Aarsen te Panheel een hamermolen en een mengketel
aan, waarmee hij in 1989 nog
een of twee dagen per week varkensvoer maalde.
Bron: De Molens van Limburg door
P.W.E.A. van Bussel
|
|
De windmolen op de Donderberg in Maasniel |
Donderberg |
Molen |
|
Lat 51,189343
Lng 6,014328 |
De windmolen op een topografische kaart uit 1895
In 1847 kregen Leonard Cranen, koopman in Roermond. en
Willem Janssen, molenaar in Melick, vergunning van het provinciaal bestuur om in
Maasniel een windmolen te bouwen.' Zij kochten de standaardmolen van Heythuysen.
die bij de watermolen stond. en lieten hem naar Maasniel overplaatsen waar hij
op de Donderberg een nieuwe maalfunctie kreeg.
De Donderberg is geen berg zoals de naam zou doen vermoeden, maar een vlak
plateau. dat iets hoger ligt dan het omliggende land. Ter plaatse werd nog
onderscheid gemaakt in de "Ligten donderberg" en de "Zwaren
donderberg". Op de "Ligten donderberg" had Maria Ida Hubertina
van den Bergh, echtgenote van de advocaat H.J.P. Schieffen. een perceel bouwland dat ze in 1842 van de Roermondse rentenier Ernest Petit had gekocht.
Zij verkocht het land aan Wilhelmus Janssen die daarop zijn oog had laten
vallen voor de bouw van een windmolen in de jaren 1847-1848. Op
12 aug. 1848 verkoopt Janssen de helft van het perceel grond op de Ligten
Donderberg aan L.Cranen en
Cie, beiden verklaren dat de molen op gemeenschappelijke
kosten is gebouwd en dus aan beiden voor de helft toebehoort. De molen bleef in
hun bezit, tot aan de openbare verkoop 1873
In 1871 was als eens te vergeefs geprobeerd de molen openbaar
te verkopen In 1873 werd Jozef Biermans, onderwijzer uit
Meerlo, en schoonzoon van de molenaar
Janssen door koop eigenaar. In 1883 deed hij de molen over aan zijn oudste zoon Johannes Andreas Wilhelmus Biermans. In die tijd waren de meeste
inwoners van Maasniel nog landbouwers. De molen stond toen midden in de
korenvelden. Biermans woonde op het huis “de Thooren”. In de schuur aan de
binnenplaats had Biermans een klein hulp gemaal.
Op de standaardmolen lagen twee koppels stenen, één op de achtermolen een op
de voormolen. Een van die twee koppels was speciaal ingericht voor het malen van
bakrogge. De kwaliteit van het roggemeel was van dien aard dat een aanzienlijke
hoeveelheid door de Roermondse broodbakkers werd afgenomen.
In 1932
wilde Hubert Biermans, zoon van Johannes Andreas Wilhelmus Biermans en
vanaf 1931 eigenaar, zijn windmolen stilzetten. De zandwegen, die naar de molen
leidden waren vaak te moeilijk begaanbaar en om die reden wilde
Biermans zijn hulpgemaal uitbreiden tot motormaalderij. De molen was nog niet
verloren, want in 1937 kreeg hij een grote herstelbeurt. Op 7 december van dat jaar werden de bezittingen
door notaris Mostart te Roermond openbaar verkocht. Koper werd Theodorus
Johannes Hubertus Koenen leraar te Maastricht. Vanaf 1 april 1939 werd de molen
met het kasteeltje verpacht aan H. van
Bergen. Deze plaatste in de schuur een
dubbele maalstoel op een gemetselde voet en een elektromotor, waardoor de
windmolen in onbruik raakte. In de oorlogsjaren verslechterde de staat van de
molen.
Enerzijds gebeurde dit door uitblijven van onderhoud, anderzijds door de jeugd
die op de in het openveld staande molen vrij spel had. Hoewel Koenen volgens het
pachtcontract verplicht was de molen in goede staat te houden, bleef onderhoud
achterwege.
1943 deed Chr. Van Bussel uit Weert een bod op de molen met het doel hem af te
breken en hem op een andere plaats weer op te bouwen. Daarbij werd gedacht aan
een van de nieuwe ontginningsdorpen in de Peel. Ook pachter Van Bergen scheen
interesse te hebben gehad om de molen te kopen en hem daarna naar een punt
dichter bij Maasniel te verplaatsen. Hij had overigens geen behoefte aan de
windmolen als bedrijfsuitbreiding. Ook een Roermondse antiquair had
belangstelling Hij wilde de molen slopen om het hout gebruiken voor de
restauratie van antieke meubels. De molen dateerde namelijk uit 1781. Het
eikenhout was gezien zijn ouderdom dan ook bijzonder geschikt voor de
restauratie van antiek meubilair. De toestand verslechterde op het einde van
1944, toen veel hout van de molen
werd gestolen om als brandstof te dienen Tenslotte
werd hij op 14 januari 1945 door de Duitsers opgeblazen. In 1947 werden de
laatste resten opgeruimd.
Enkele van deze resten zijn beland 1954 in de Den, het voortrekkers lokaal van
de verkenners groep St. Joris Maasniel. (scouting St Joris Maasniel ) Hier
bevind zich onder andere de molensteen in de vloer van dit lokaal.
De windmolen op een topografische kaart uit 1895
Bron: De Molens van Limburg door P.W.E.A. van Bussel,
gecorrigeerd door E.J.C.H. Biermans en R. Lamboo
Foto's: E.J.C.H. Biermans
|
|
De standaardmolen van Vrijveld 1834 |
Roermond |
Molen |
|
Lat 51.199045
Lng 6.00449 |
De standaardmolen in het vrijveld
De windmolen van Theodore v.d.Winkel. Voordat deze molen hier terecht kwam, stond hij rond 1812 "aan de Wolfskeel". Nu hoek "Kapellerlaan/Prins Bernardstraat". De eigenaar was toen Jacques Gaspard Griffin. Daarna gaat de molen naar de familie "von Zantis-Thenen". Deze heeft de molen, rechtstreeks van de fam. Griffin, via een erfenis verkregen.
Volgens het kadaster bezat de fam. Leemans in 1821 de molen?!.
Dat hier iets niet klopt, zult u ook wel begrijpen.
Op 24 dec. 1827 verkoopt de fam. "von Zantis-Thenen" de molen met bijbehorend land voor 5332 florijnen aan Jan Willem Hensling.
De molen lag op 20 maart 1834 aan "het molenwegske"
(het zou leuk zijn, als het pad achter de nieuwe huizen, evenwijdig aan de Prins Bernardstraat, voortaan "molenwegske" heet!) In de verslagen van van B & W van april 1834 staan leuke gegevens.
Wat is nl. het geval: De heer Hensling wil zijn molen verplaatsen en op een toch niet geheel ongebruikelijke plaats neerzetten.
Zijn keuze valt op de "Extertoren". Dit was net zo'n toren als de tegenwoordige "Rattentoren", hij lag echter tegenover de "Zwartbroektunnel" (Willem II singel 66/Laarhoven design).
In die tijd deed deze toren dienst als buskruitmagazijn en was eigendom van de Gemeente. De gemeente had er geen moeite mee, dat de molen op de toren kwam, maar had wel graag, dat de heer Hensling een nieuw buskruitmagazijn elders bouwde. Tevens moest hij jaarlijks 50 franken in de stedelijke kas deponeren.
Misschien, dat dit teveel van hem gevraagd was. De windmolen kwam niet op de Extertoren te staan. Waar dan wel?
Op 20 en 27 september 1834 ruilt de heer Hensling land, zodat hij in het bezit komt van grond dat ligt aan het "Hagelkruis".
Tussen 20 september 1834 en 24 december 1834 heeft er aan de Bredeweg op Roermonds gebied, ongeveer waar de tegenwoordige Irenelaan op de Bredeweg uitkomt, een belangrijke verandering plaats gehad. De heer Hensling maakte gebruik van de toestemming welke hij had, om de windmolen aan de "Prins Bernardstr."
te verplaatsen, want op 24 december 1834 verkoopt hij aan "Theodorus Van de Winkel, zijnde molenaar van beroep, gehuwd met Jufv. Margaretha Meuwissen, wonende te Roermond in de Neerstraat, eenen graanwindmolen met alle des zelfs aan en onderhoorigheden zonder de minste uitzondering zoo als deze moet draaijen en gebruikt worden, staande te Roermond omtrent "het hagelkruis" op den scheidpaal tuschen gemelde stad en de gemeente Maasniel, aan den koper bekend. Deze verkoop is geschied en bewilligd voor de som van elf duizend franken."
N.B. De oudste dochter van Theodorus Van de Winkel t.w. Maria, trouwde met de bekende meelfabrikant R. Smeets. |
|
De standaardmolen van Vrijveld 1867 |
Roermond |
Molen |
|
Lat 51.199045
Lng 6.00449 |
De standaardmolen in het vrijveld
En zo kwam het Vrijveld aan de volgende windmolen.
Nadat Th. Van de Winkel rond 1844 zijn windmolen liet afbreken, begon hij in 1853 samen met W. Dahmen tussen de Neerstraat en de Minderbroederssingel een stoommolen in gebuild en ongebuild meel. Theodore ging met z'n tijd mee. (Zie briefhoofd uit 1855)
BRIEFHOOFD
Of dit de reden was, zijn windmolen af te breken? Hij had de windmolen ook kunnen verkopen, maar dan kwam er misschien een nieuwe konkurent bij! Indien de windmolen uit 1812 nieuw was, was hij niet ouder dan 32 jaar. Of de heer Griffin heeft hem elders vandaan gehaald. Laten we niet treuren, want op 12 februari 1867 schrijven B & W van Roermond aan G.S. een brief waarin staat, dat Felix Willem Milliard een windmolen wil bouwen "en dat de molen zal worden opgerigt ter plaatse op het aangewezen perceel bouwland waar over eenige jaren een dergelijke door den Heer van de Winkel molenaar alhier gebouwd was, die later afgebroken is, zijnde 20 ellen van den veldweg"
Op 29 februari 1868 staat (vlg. het kadaster) er inderdaad, een nieuwe windmolen in het Vrijveld, op dezelfde plek (op ongeveer 5m na) waar de molen van Th. van de Winkel stond. De heer F.W. Milliard was notaris te Roermond, en zal de molen zelf niet bemalen hebben. Rond
1876 verkoopt hij z'n windmolen aan molenaar L. Janssen (de pechvogel!).
Had Willem Lamerichs nog 15 jaar plezier van z'n windmolen voordat hij afbrandde, Leonard Janssen amper 5 jaar!!
Hier volgt het verslag van de brand, uit de Maas- en Roerbode van zaterdag 6 maart 1880.
"In den voormiddag van jl. Maandag circa 10 1/2 uur ontstond er brand in den uit hout getimmerden windgraanmolen van den heer L. Janssen, op eenige minuten afstand van hier, in het veld gelegen. Genoemde eigenaar die zelf de molen beheert, had tot half tien daarmede gemalen, daarna de zeilen afgedaan en zich voor zaken naar het naburige dorp Maasniel begeven.
Toen hij naar zijn molen wilde terugkeeren, stond deze reeds in volle vlam en brandde ook geheel af. De oorzaak is onbekend. De aangerichte schade aan den molen bedraagt f 7000. terwijl tevens aan vruchten en meel, aan verschillende personen toebehoorende, voor eene waarde van f 646. een = prooi der vlammen is geworden. Een en ander was tegen brandschade verzekerd voor 16.000 francs bij de te Brussel gevestigde verzekering "Vereenigde eigenaren".
Bouwde Willem Lamerichs een nieuwe stenen windmolen op een andere plek (de latere molen Boom), Leonard Janssen deed hetzelfde. Op 16 juni 1880 vraagt hij aan het gemeentebestuur toestemming, (3 1/2 maand na de
brand)
om op een perceel bouwland, ter plaatse genaamd Galgenberg (nabij de Kapel in 't Zand), een stenen windgraanmolen te mogen bouwen. In een akte van 4 sept. 1880 staat oa.:
"De opgemeld perceel thans in aanbouw zijnde windgraanmolen, met alle = gang werken en verdere toebehoor" etc. Dit geeft aan, dat de windmolen aan de Kapel waarschijnlijk in 1881 gereed gekomen is. Zijn voorganger stond echter in het Vrijveld, ongeveer waar de Irenelaan op de Bredeweg uitkomt.
door R. Lamboo
|
|
|
|
|
Witsengriend |
Leeuwen |
veldnaam | | Lat 51,21635 Lng 5,98290 |
Witsengriend met koeweide en aanwas Roer Ohe met Pollenland
1818- Roro
1450- in den Roirdellvelde aent Leuwer Schoor.
Witsen zijn Wilgentaken, deze taken werden in het dachelijksleven veelzijdig gebruikt, b.v. voor het maken manden, afrateringen, muur verstevigingen in leemen vakwerkbouw e.d. Er hebben op deze plek dus waarschijnlijk veel wilgen gestaan. |
|
|
|
|
|
|
Inleiding - A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z - Interactieve kaart 1818 |
|
2-08-2008 |