Of de rentmeester daarmee rekening wilde houden met de vereffening van de jaarlijkse pacht.
In het rampjaar 1724 was de toestand op de velden helemaal hopeloos. Door de hevige koude midden mei en de felle wind, de nevelen en schadelijke dampen op het veld was er grote schade aangericht. Niet alleen de wintervruchten, zoals rogge, waren daarbij verloren gegaan, de bloesem aan de vruchtbomen was bevroren en men zou nu ook wel geen zaad koren meer kunnen trekken. Door de grote hitte en langdurige droogte die daarop volgden was een groot deel van de zomervruchten verstockt. Een verloren jaar voor de boeren, ook al omdat men vreesde dat het meeste vee door gebrek aan stro en gras de zomer niet zou overleven. Van de pachter op Steynenhof te Leeuwen weten we, dat hem toen het grootste gedeelte van de jaarpacht werd kwijtgescholden, te weten 22 malder weit, rogge, gerst, spelt en haver en 12 pattacons voor de graslanden.
Tevens was de pachter nog verplicht tot het verrichten van extra diensten met paard en wagen en het vegen van de beek of leigraaf. Hij moest zorg dragen voor het bomenbestand en mocht geen akkers braak laten liggen. |
In 1676 klaagde de eigenaresse van Bosmanshof aan het Gebroek erover, dat de weduwe Houben niet alleen de pacht was schuldig gebleven, maar ook 8 morgen land niet meer had beakkerd. Ze had de boerderij verlaten en het huis onbeheerd achtergelaten.
De dekkers en muurders (metselaars) werden door de eigenaar van de hof betaald, terwijl de pachter hun zou oberen met kost en drank en de nodige materialen aanbrengen.
De familiepapieren van Roermondse burgers zijn moeilijker te achterhalen dan de archiefstukken van de kloosters uit die tijd, hoewel ook hier meer te vinden is over een omgehakte kerseboom, of de ruzie over een graafke langs de schaapsweide, dan over de jaarlijkse levering van de pacht.
Alleen wanneer er moeilijkheden ontstonden tussen het klooster en de halfer werd de halfscheidt, de pachtovereenkomst, nog wel eens in een proces vermeld. Een groot deel van de klooster-archieven is in de roerige tijd rond 1800 verdwenen, zodat weinig van de boekhouding en het beheer der pachtgoederen is terug te vinden. |