Het beheer van de voormalige kloostergoederen werd overgenomen door het "Comité de la caisse de religion"; in deze streek vertegenwoordigd door J.F. van der Renne. De halfwinning werd nu omgezet in een geldpacht. Als laatste in de rij werd de Munsterabdij in Roermond opgeheven door de Franse overheid in 1797.
In dat jaar werden de zogenaamde Nationale Domeinen verkocht. De boerderijen werden geschat op twintig keer de pachtopbrengst. Bij de openbare verkoop werd de prijs ingezet op ½ deel van de aldus verkregen waarde. Zoals hier toen gebruikelijk was, kon geboden worden bij het opbranden van een kaars. Die dan het laatste bod had gedaan, verwierf het goed in eigendom. Zo kwamen enkele boerderijen onder Maasniel in handen van burgers uit Maastricht en Maaseik. In tegenstelling tot de verkoop van de Spick in 1773, werden de goederen nu in hun geheel van de hand gedaan.
De Wijer kwam op naam van Paul Bonhomme uit Maastricht voor 25.000 francs.
Deze verwierf ook de Tuserhof voor nog eens 9.000 francs. Burger Hermans kocht voor 23.000 francs Cornelishof en de akkers van de Reyt gingen voor 5.000 francs over op Smetz uit Maaseik. Kloostershof werd door de religieuzen zelf opgekocht voor 50.000 francs, terwijl ander land van de abdij overging op burger Libotton uit Luik.
Al deze namen komen we niet meer tegen in de kadastrale leggers van de 19e eeuw.
|
Reeds in 1829 verdeelde de weduwe Wulms de Tuserhof onder haar kinderen.
Zij had de boerderij voor weinig geld weten over te nemen. De Wijer kwam in handen van Jan-Willem Janssen uit Beesel. Hij ging er met zijn gezin wonen. Dennemarken werd het buitenhuis van rentenier Heusch, terwijl de familie Smeets op Cornelishof bleef boeren als pachters van baron de Plevits uit Roosteren. Kloostershof stond in die tijd op naam van de Roermondse koopman Burghoff.
De domeingoederen onder Maasniel werden in het zesde jaar van de Franse Revolutie door de overheid van de hand gedaan. Opvallend is, dat de meeste vier jaar later door de nieuwe eigenaars weer werden doorverkocht. Of voor dit laatste een verklaring te geven is? Het lijkt erop, dat de voormalige kopers te diep in hun beurs hebben moeten tasten. Waren de grondlasten misschien te hoog? Zij deden de goederen in elk geval met verlies van de hand, in enkele gevallen voor niet eens de helft van genoemde koopsommen.
Heystershof, Straeterhof en andere boerderijen, die sedert eeuwen op naam stonden van (Roermondse) burgerfamilies, werden uiteraard niet onteigend. Hier kwam geen onderbreking in de eigendomtitels.
Ook het Gasthuis was geen kerkelijke instelling en de boerderij te Asenray bleef onveranderd op haar naam staan. |