EIGENDOMSRECHTEN
Het Schaerbroeckskenshuys was in 1705 op last van de weduwe Aelen opnieuw van de grond af opgetimmerd. Naderhand brandde het huis af en werd een nieuw huis op dezelfde plaats gebouwd. In 1726 bestelde Jan Aelen nog een mond bakstenen uit de tiggeloven te Leeuwen tot reparatie van zijn schuur en voor het huis in de dorpsstraat. Nog tijdens zijn leven liet hij zijn huis, met uitzondering van de gevel, geheel nieuw bouwen. Na het overlijden van haar tweede echtgenoot heeft Lysbeth Paulen geen noemenswaardig onderhoud aan het huis laten verrichten.
Nadat haar dochter Anna in 1749 aan het Nielder Broek was gaan wonen, had de weduwe voor het zwaardere werk een knecht in dienst genomen. Hier aan de Eyermert stierf ze vlak voor kerstmis 1762. Hoe jong moet zij wel geweest zijn, toen ze begin 18e eeuw trouwde met schepen Thomassen, die zeker veertig jaar ouder was!
Toen gebeurde het, dat de erfgenamen Aelen hun erfdeel kwamen opeisen. Naar hun mening, had Lysbeth Poolen alleen het gebruiksrecht van de goederen van wijlen Jan Aelen gehad. Nu de weduwe ook gestorven was, zouden huis, schuur, moeshof, boomgaard en akkerland weer terugvallen op de naaste bloedverwanten van Jan Aelen zaliger, te weten: de kinderen en kleinkinderen van zijn broer Areth en de dochter van zijn zus Barbara en tenslotte de erfgenamen van Agatha Aelen. Van broer Nelis, die naar elders was vertrokken, waren blijkbaar geen kinderen meer in leven.
De wilsbeschikking uit 1733 werd nietig verklaard. Dat hield in, dat Lysbeth slechts het vruchtgebruik van genoemde goederen had als tochtenaarse en deze dus niet kon vererven op haar dochter Anna, getrouwd met Gelis Sillen. Het echtpaar Sillen wist zich maar moeilijk te verdedigen. Het huis was toch zeker wel voor de helft eigendom van Anna's overleden moeder? Maar ook dat werd tegengesproken.
Schoolmeester Herman Haes trad op als spreekbuis van zijn schoonfamilie. Gelis Sillen kon niet bewijzen, dat de wederhelft der goederen eerst ten tijde van het huwelijk door Jan Aelen en Lysbeth Paulissen was aangekocht.
|
Het huis was evenwel in die jaren tot twee keer toe opnieuw herbouwd en dat toch zeker ook met geld dat Elisabeth mee in het huwelijk had gebracht! Trouwens, toen de weduwe in 1752 door Christiaen Schiffers werd aangesproken om afstand te doen van het halve huis, heeft de familie Aelen ook niets van zich laten horen als zogenaamde mede-eigenaren. Lysbeth stond toen ook alleen om haar bezittingen te verdedigen en het proces heeft haar toen ook niet weinig gekost. Herman Haes ging zelfs zover, dat hij Gelis Sillen aansprak voor de kosten om het vervallen huis weer tot woning te kunnen opbouwen. Hij beweerde, dat Lysbeth Poolen huis en schuur slecht had onderhouden en deze nu sterk bouwvallig en ten dele reeds ingezakt waren. Dus: Gelis Sillen moest niet alleen afstand doen van zijn erfgoederen, maar er tevens voor zorgen, dat het huis weer in bewoonbare staat werd teruggebracht! Verder ongeluk overkwam Gelis met het overlijden van zijn vrouw. Anna Thomassen stierf in december 1763. Zij overleefde haar moeder slechts een jaar. Gelis Sillen was veel te toegeeflijk geweest: hij wilde wel afstand doen van de goederen, mits de tegenpartij de kosten zou betalen. Uiteindelijk werd dan beslist, dat huis, hof en land namens de familie Aelen openbaar verkocht zou worden om de lening van 200 pattacons uit 1715 af te lossen bij de Roermondse Beurs en tot betaling van verdere kosten.
Het vervallen huis met de boomgaard gingen voor 184 pattacons over op Jacob Janssen, halfman op De Thooren*, en de twee akkers aan anderen voor nog eens 70 pattacons. De verkopers kregen echter geen stuiver in handen. Het geld werd meteen afgedragen ter aflossing van de hypotheek, en het resterende ging op aan de proceskosten.
Jacob Janssen (ca.1725-1785) was van plan om hier na de dood van zijn vrouw Anna te gaan wonen. Daarom wilde hij de bouwval weer bewoonbaar maken. Hij beleende zijn eigendommen opnieuw met 100 pattacons bij advocaat van Dungen. Zijn enige zoon Jan (1763-1796) nam de halfwinning op De Thooren over. De geschiedenis van Schaerbroekskenshuis en het vrij-adellijk goed zullen in de 19e eeuw met elkaar verbonden blijven. Uiteindelijk zouden de pachters zelfs het oude leengoed in eigendom verwerven. |