De herberg had meerdere slaapkamers en anders was er ook nog wel plaats op de graanzolders om te overnachten. Naast de herberg lag een beugelbaan (1690). Maar een grote herberg was natuurlijk ook de plaats, die de legerleiding voor zich opeiste, wanneer vreemde troepen in het dorp hun logement kozen. Zoals toen, in december 1705. Een overste luitenant (met hofmeester, kok, trompetters en knechten: tot zeventien personen in getal) legde beslag op het hele huis; met name de keuken, kamer en de stoeffve, dat is de deftige kamer met open haard. De officier gedroeg zich hier als heer en meester en niemand mocht de herberg in- of uitgaan zonder zijn toestemming. Trincken Aelmans moest lijdzaam toezien, hoe een ander bezit had genomen van haar huis. En dat terwijl zij ook nog andere logees herbergde.
JAN AELMANS
Enkele keren werd Jan Aelmans (16781719), de zoon des huizes, door de schepenbank op het matje geroepen om zijn verhaal te doen. De volgende klucht speelde zich af in een warme zomernacht van 1695. Het slachtoffer werd gespeeld door Paul Slabbers, ploeger op Kloostershof. Het was al laat in de avond, toen hij samen met Jan de herberg van Herman Gerardts verliet. Ongemerkt werden zij gevolgd. De knecht vroeg zijn kameraad, of hij mee kon gaan naar het huis van zijn ouders, om zijn zus Neulken in eere van vrijeraedt te spreken. Jan had daar niets op tegen. Waarschijnlijk had Paul zich tevoren de nodige moed ingedronken. Toen zijn beiden aan de straatkant over de hoordt (omheining) geklommen. De weduwe Aelmans had de poort al lang laten sluiten. Zoals Jan later verklaarde, is hijzelf in de moestuin gaan liggen (slapen). Paul riep Neulken aan het venster. Het meisje vroeg hem, of hij niet bang was om betrapt te worden. Dapper antwoordde hij, dat hij een mes en een pistool bij zich had en dat niemand het moest wagen om hem te storen. Maar toen sprongen plots twee jongelui van achter het huis vuytte boonen tevoorschijn en sloegen de vrijer bont en blauw. |
Het waren de knecht van Johan Backhoven en de scheper van Geurt Haewinckels. Zij waren voorheen ook in de herberg van Gerardts geweest en waren het tweetal gevolgd. Toen de grap uit de hand dreigde te lopen, werd Paul door Jan ontzet. Zijn rol in deze is niet helemaal opgehelderd. Tot een rechtszaak is het ook niet gekomen. De arme ploeger heeft van verdere vrijage met Neulken Aelmans afgezien en nadat hij zijn wonden had gelikt, trouwde hij in oktober 1696 met Catharina Arets. (Tien jaar later kreeg Paul Slabbers ruzie in de herberg van Cuypers. Daarbij werd een bierkan op zijn hoofd stuk geslagen. Nog diezelfde nacht stierf hij.)
Jan bezocht liever met de jonckmans uit het dorp de andere herbergen, dan dat hij thuis zou moeten bedienen. Zoals op paasmaandag in 1696. Terwijl hij voorheen zijn compagnie off vastenavondtspel had gezocht in het huis van Thomassen, voerde hij nu het hoogste woord in de herberg van Gelis Bremmers, alsof hij er zelf heer en meester was. Vooral Wolter Hoets, een vriend des huizes, ergerde zich aan zijn gedrag. Het kwam tot een handgemeen. De jongen was niet tegen de man opgewassen.
De ruzie werd later voor de schepenbank uitgevochten en ook hier trok Jan Aelmans aan het kortste eind. Er werd zelfs arrest gelegd op zijn erfdeel om de proceskosten -meer dan honderd gulden- op hem te kunnen verhalen. Zou daarmee zijn lot bezegeld worden en moest hij voortaan als knecht de kost verdienen? Maar wonderwel ging de verkoop van zijn kindsgedeelte niet door. Op de zitting in oktober 1696 bleek niemand geïnteresseerd: na het aansteken van de kaars werd er geen bod op zijn erfdeel gedaan. Dat is niet verwonderlijk. De weduwe Aelmans had immers het gebruiksrecht op de goederen, haar leven lang. De aankoper zou er voorlopig geen enkel profijt van hebben. Zijn moeder zal toen wel zijn bijgesprongen en heeft de schulden alsnog betaald. In januari 1698 werd de boerderij immers met 100 pattacons belast. Of moet de verkoop van anderhalve morgen akkerland aan Petit op De Thooren het nodige geld hebben opgebracht? |