In 1442 droeg de gemeente deze graaf, die toen alweer vervallen was, over aan de kartuizers, op voorwaarde die te onderhouden en een schaapsbrug te leggen. Wanneer de tiend- wagen reed, moesten drie of vier sterke balken over de sloot gelegd worden. Ook zouden de paters de weg tussen de twee nederste wijers onderhouden. Zelf zou de stad een stenen brug maken in de Laickweg en in de weg naar Swalmen en op eigen kosten onderhouden J. Eeuwen later werd de stad nog op haar verplichtingen gewezen, toen deze bruggen in verval waren geraakt.
In 1625 getuigden de schepenen Maessen en Baeckhoven tegenover het gericht van Swalmen, dat de kartuizers de leigraaf - lopende vanaf de Wijer langs de heggen en de veeweide en zo verder langs Schaepbroek richting Asselt en daar in de Maas stroomde- altijd tot aan de veeweiden onder Leeuwen hadden laten vegen en niet verder, zoals zij ook van hun vader en bestevader hebben horen zeggen. (kaart 25) Het was toen regel, dat sloten, beken en leigraven in diepte en breedte grondig werden geveegd, gereinigd en uitgegraven op St.-Servaas en St.-Lambert, dus in voor- en najaar. Van Marie Maessen weten we dat de halfman van de Wijer door de naburen werd geholpen bij het vegen van de beek en het ophogen van de oevers. Uit erkentelijkheid werden daarna twee vette schapen geslacht en enkele vaten bier aangeslagen 4).
TURF STEKEN
Zo werd aanvankelijk ook in het Nieler ven (=nabij Blankwater) de turf afgegraven om de tiggelovens te stoken en later ook in het Maalbroek voor de huisbrand. De "verkoop" van de kleine en grote Maalbroek bracht de gemeente in 1676 bijna tweehonderd gulden op. Vijftig jaar later was dat driehonderd gulden en in 1750 ruim het dubbele: 619 gulden en 4 stuivers J. Het was gebruikelijk, dat wanneer men jaarlijks turf ging steken, de schepenen de eerste keus hadden om een plaats te kiezen, voordat de gewone man hier kon turven. Het broekland werd door de bode in blokken (setvelden) afgemeten, waarna ieder
der tegen betaling zijn deel kon afsteken. Peerdtslieden kregen drie keer zoveel afgemeten dan de keuters. |
Tichelkuilen en leygraven.
Wie niet op zijn beurt kon wachten en te vroeg de schop in de turf stak, kreeg een boete van drie goudguldens! 6)
Sommigen hadden er een gewoonte van gemaakt om hun overschot aan turf aan een ander over te laten. Tevens werd er op toegezien, dat niemand de turf buiten de gemeente verkocht. Dat was op het voogdgeding in 1659 reeds nadrukkelijk verboden. Tachtig jaar later kwam het euvel opnieuw aan de orde 7).
In 1690 werden enkele inwoners aangeklaagd illegaal turf te hebben gestoken. |