Dan ligt het voor de hand om Tunnis een (klein)zoon van Thomas Peters te noemen, pachter op Thuysershof van 1640 tot 1670 ongeveer. Zijn (groot)vader was, naar eigen zeggen, omstreeks 1600 in Echt geboren.
De vrouw van Tunnis Thomassen was gedoopt onder de naam Margaretha, maar kwam in de doopboeken wisselend voor als Grietyen en Geertyen. In haar laatste wilsbeschikking in 1723 noemde zij zichzelf Gertruidt Gerardts en daar zullen wij het dan ook maar op houden. Het echtpaar kreeg van 1678 tot 1700 acht kinderen.
Het huis [a] van Fedderhenske stond in 1682 nog aan de veestraat tegenover de Inghcamp van de Rijtterhof. Niet ver vandaar stond zijn tweede huis [b], of was het slechts een schuur? In elk geval stond er toen al een timmer. Naderhand is de herbergier daar ook gaan wonen. De Dorp- straat in Asenray was een schakel in de weg van Vlodrop naar Kessel. Een uitspanning aan deze verbindingsweg was dan zeker als halteplaats geschikt. Het eerder genoemde huis [a] werd naderhand gesloopt. De afbraak vond nog voor 1723 plaats en de grond werd als akker gebruikt.
In de beestenschat werd Theunis Thomassen aangeslagen voor 3 koeien en een paard, terwijl hij volgens het bunderboek uit 1682 nog geen 2 morgen land in eigendom had. Naderhand ging Tunnis steeds vaker over tot de aankoop van akkerland, in het Mouthagerveld, maar vooral in Asenray zelf. In totaal kwamen er nog zeker 12 morgen bij, mogelijk nog meer. Tevens is bekend, dat hij land in pacht had genomen.
In 1698 kocht hij van de familie Peters ongeveer een morgen akkerland, sijnde eene huysplaetse, voor slechts 50 gulden [e]. Ook hier stond in 1682 een huis, maar dat was tegen het eind van de eeuw in verval geraakt. De nieuwe timmer werd aan Willem Helgers uitgegeven in een onverbreeckelicke erffbuytinghe in ruil voor 2 morgen akkerland. Bij deze overdracht kochten Theunis en Gertruy nog een morgen land in het Mouthagerveld tegen betaling van 100 gulden. Het huis stond in 1723 op naam van hun schoonzoon. Waarschijnlijk was de ruiling met het overlijden van Helgers weer ongedaan gemaakt.
|
KAPELANIELAND
In 1709 kocht Theunis Thomassen van Dirck Trappen een gedeeld huis met bijbehorende grond aan het Valderen [c]. De erven Jansen hadden in november 1686 het huis met een morgen akkerland voor 350 gulden verkocht aan Dierick van Bonn en Encken Thijssen, de weduwe Clercx. In 1708 verkocht Joost Clercx het halve huis - tot op het derde gebondt - aan schepen Claessen, die het een half jaar later weer doorverkocht aan Dirck Delissen, getrouwd met Elisabeth Janssen. De wederhelft aan het valderen stond toen op naam van Dirck Trappen, die het huis in april 1709 voor 350 verkocht aan Thonis Thomassen en Geert Gerits. Ook de akker daarachter gelegen aan Urbanusweg, ruim twee morgen groot, kwam op naam van de herbergier te staan.
In het erfpacht-register van de kapelaan werd hij ook al Fedderhenske genoemd. Hij had 4 morgen kapelanieland in erfpacht verworven, tegen betaling van 4 malder rogge per jaar. (Naderhand op naam van de weduwe van Teunis.) Hier bouwde Theunis Thomassen in 1703 een nieuw huis, dat hij verhuurde [d]. Volgens het kerkarchief was de grond voorheen in pacht geweest bij Marten Linderts, alias de Fleuter. (Pastoor kende zijn schaapjes wel.)
Hier stond in de 16e eeuw ook al een boerderij. In 1523 kochten Joist van den Donck en zijn vrouw Trytaken (Tryncken?) van Nijs van der Hagen eyn huys metter hoeffstadt, op den Donck, wezende altaarsland en met verplichtingen aan de pastoor. Tevens kochten zij nog een bunder land aan de Rosbain. Jaarlijks zou het echtpaar hiervoor aan Nijs 21/2 malder rogge leveren. Een afschrift hiervan is te vinden tussen de overdrachten van 1774. Theunis investeerde dus vooral in huizen, terwijl hij ook pandbrieven in bezit had, zij het in bescheiden mate. In oktober 1711 nam hij met schepen Claessen een schuldbrief van 250 pattacons over ten laste van de erfgenamen van Judith Janssen. Ongetwijfeld is dit Judith van Asenray, verwant aan de Roermondse kooplieden Jan en Christiaen Jansen. |