Rouloffs klaagde hierover op het voogdgeding.
Daarop werd nog eens nadrukkelijk uitgesproken, dat de schapen van de Wijer niet verder mochten grazen dan de leigraaf.
Dat was dus tot aan de Jaegerstraat.
In 1747 was Peter Nijss als burgemeester van het dorp belast met de inkwartiering van militairen, die toen in de gemeente waren gelegerd. Hij had de rekruten ingedeeld op de Wijerhof en daar had de pachter zich danig over geërgerd. Dagenlang zocht Roeloffs een manier om de burgemeester te kunnen attakeren. Maar toen het tot een handgemeen dreigde te komen, werd Nijss door enige soldaten en een officier uit de strijd ontzet.
Na 1760 verhuisde Marie Willems naar het huis aan het Loyerveld te Leeuwen. Daar had zij nog bijna 3 morgen land om te beakkeren. Twee koeien stonden in de stal. De vrouw voorzag verder in haar levensonderhoud met wachelter te stoken. Voorheen telde de woning liefst drie huishoudens. Nu woonde de weduwe er met haar jongste dochter Hendrina, die in 1774 trouwde met Evert van Uffelt.
BEURSKENS
De halfwinning was overgegaan op haar dochter Joanna, in februari 1762 getrouwd met Arnold Beurskens (ca.1742-1822). Hij was een zoon van Martin Beurskens en Elisabeth Mevissen uit Baarlo. Zijn zus Comelia was in mei 1751 getrouwd met Hubert Emets, pachter te Asselt. De vrouw hertrouwde twintig jaar later met Albert van Daell, kleinzoon van schepen Claessen te Asenray. Ook nadat Albert hertrouwd was, bleven de (gewezen) familiebanden bestaan: zowel Hubert en Comelia, alsook nadien Albert en diens tweede vrouw Henrica traden op als doopgetuigen bij de kinderen Beurskens op de Wijerhof.
Tien koeien en nog maar 50 schapen werden hier in 1766 geteld. Twintig jaar later was het aantal nog verder geslonken. Toen werden nog maar 34 schapen belast en 5 koeien.
Ook nadat het klooster der kartuizers in 1783 werd gesloten en de goederen aan de staat toevielen, bleef Arnold Beurskens op de Wijerhof boeren.
In 1787 werd voor de duur van twaalf jaar een nieuwe pachtovereenkomst gesloten tegen 174 Franse kronen.
|
Ook was de boer verplicht tot zestien kardiensten met twee paarden en moest hij jaarlijks zo'n 1000 schoven stro leveren. Hun "neef" Jacob Nijssen uit Leeuwen stond borg voor de pachters met al zijn bezittingen.
Verder zou Arnold een sprinkrind houden;
zoals vanouds ook voor de boeren van Niel met hun koe. Die van het Gebroek waren hiervan al sinds lang uitgesloten. Er werd echter geklaagd, dat de halfman geen bekwaam persoon inzette, wanneer de boeren met een koe naar het springrind kwamen. Hij liet de stier zomaar loslopen, waardoor de meiden zich in huis moesten terugtrekken om ongelukken te voorkomen!
Boer Beurskens woonde hier in 1796 met vrouw, zoon, drie dochters en een knecht.
Meer dienstvolk was wellicht niet nodig, omdat de kinderen al groot waren en in de akkerwinning meewerkten.
Het jaar daarop werd de Wijerhof, samen met andere goederen die aan de staat waren toegevallen, te koop aangeboden. De boerderij telde 28 bunder landbouwgrond, alles aaneen gelegen. De jaarlijkse opbrengst werd geschat op 1240 livres de France. De vraagprijs bij de openbare verkoop bedroeg dan twintig keer zoveel. Bij het opbranden van een kaars werd ingezet voor 18.000 franken. Het laatste bod werd gedaan door Lucas Nijpels: 25.000 franken. Deze kocht de boerderij namens Nicolaus Bonhomme uit Maastricht, die toen ook de Thuyserhof te Asenray verwierf.
De boerderij werd kort daarop voor de duur van twee keer zes jaar verpacht aan Jan Beurskens voor 215 Franse kronen jaarlijks. In augustus 1802 liet Bonhomme de boerderij met bijbehorende landerijen door notaris Milliard verkopen aan de meestbiedende. Dat gebeurde tijdens een openbare zitting in de Gouden Leeuw te Roermond.
JAN-WILLEM JANSSEN
In eerste instantie werd de boerderij aangeboden voor 30.000 franken. Daarop werd afgedongen tot 20.0000. Om het hogen vervolgens te stimuleren zou de eerste hoger 100 frank vooruit krijgen van de eventuele aan koper. |