In 1759 was de herberg opnieuw het toneel van een ruzie. Deze keer tussen de broers Thijssen, o.a. Joes Thijssen, die vroeger nog als schaapherder bij de familie Gerardts had gewerkt. Nu woonde hij als koopman in de stad. De weduwe Smeedts kende hij nog van vroeger.
Met haar zat hij op de bank voor het huis wat bij te praten, terwijl de vrouw hem een pot bier had getapt. Zijn broer Stoffer was daar aan het werk in den boeckweydt (akker). Naderhand kregen zij ruzie met elkaar en het handgemeen ontaardde in een steekpartij met schudgaffels. Ook de koster bemoeide zich ermee, wat hem door de twee broers achteraf werd kwalijk genomen. Joes liet zijn wonden met brandewijn schoonwassen.
Het jaar daarop maakte Catharina Geraerdts, de weduwe Smeets, haar eerste testament ten gunste van haar zoon Jan (1725-1789) vanwege zijn goede zorgen tijdens de laatste oorlogsjaren en voor het vele werk dat hij had verricht om het huis te verbeteren.
Zo had hij o.a. een der kamers verbouwd en een nieuwe gevel gemetseld. Zes jaar later, toen de vrouw ziek te bed lag, vermaakte zij hem bovendien alle vruchten, zowel in de schuur, op de zolder als op het veld. Ook liet zij hem de kippen, koeien en varkens; terwijl Jan al eerder het paard had gekregen met kar en alles wat daarbij hoorde. Nu kreeg hij ook nog de provisie aan vlees, spek, boter, vet, olie enz. Tevens alles wat de biertap betrof, te weten: de tonnen, vaten, kuipen en vloten, de hop en de hopkisten, de kannen en de glazen en bovendien de tafels en banken in de grote kamer en zo meer.
Aan Anneke Kessels, die haar tijdens de ziekte zo trouwelijk verzorgd had, vermaakte de vrouw haar bed met toebehoor, bedstede met gordijnen en een koe.
Er is nooit sprake geweest van een brouwketel, maar uit het voorgaande mag blijken dat de familie toch minstens eigen bier gebrouwen heeft. Ook erfde Jan alles wat de herberg aanging.
Dat er wel degelijk brouwersbloed in de familie zat, moet blijken uit een notitie uit 1798. Toen trouwde in Roermond Anna Catharina Smeets met Christiaen Perey. |
Zij was de jongste dochter van wijlen Gerardt
Smeets, "brouwer". Dat was Jans broer, tijdens zijn leven koster te Maasniel.
BRASSERIE
Catharina Gerardts stierf in de zomer van 1767. Hoe de erfdeling van de boerderij en de akkers heeft plaats gevonden, is niet bekend. In 1786 stond het huis met toebehoren op naam van Jan Smeets. Hij trouwde op 44-jarige leeftijd, in oktober 1769, met de veel jongere Joanna Simons (1742-1800), dochter van wijlen schoolmeester Joes Simons.
Ook in 1774 was er nog sprake van de herberg van Jan Smeets en ruim twintig jaar later, tijdens de Franse volkstelling stond la veuve Jean Smeets (=Joanna Simons) als cabaretière ingeschreven. In 1796 woonde de vrouw hier met haar drie kinderen, een knecht en twee meiden. Na het overlijden van de weduwe Smeedts op kerstmis 1800 werd de nalatenschap onder de kinderen verdeeld.
In de stamboom van de familie Smeedts zijn de volgende drie kinderen opgenomen: de dochters Catharina (x1798: Peter Lintjens) en Geertruyt (x1804: Jan Neelen) en zoon Jan (x1809: Joanna Nijssen), koster en tapper. In 1802 woonden alleen Jan en Geertruy nog thuis met het nodige dienstvolk, want er was werk genoeg op de boerderij en in de herberg. Catharina (1775-1858) woonde toen met man en kinderen op de pastorie. De zieleherder had in deze moeilijke tijden de gemeente moeten verlaten. Huis en land werden zodoende door de overheid verpacht.
Volgens de nieuwe meting was de boerderij aan het valderen ruim 37 are groot. Hiervan stond meer dan de helft (20 are) op naam van Jan Neelen, landbouwer (17561841), geboortig van de Broekhin. Hij had het huis met de stal, de halve plaats en halve tuin geërfd. Jan Smeets (1777-1848) had het ander deel (17 are) van de boerderij verworven, te weten: huis, schuur en tuin. Daarbij stonden nog twee akkers op zijn naam, samen bijna 24 are groot. Mogelijk werd het kostersambt als hoofdberoep aangezien, maar uit een bijschrift is op te maken, dat hier nog steeds herberg gehouden werd. Zijn vrouw Joanna (17861867) was geboortig van de Spick. |