TAFEL VAN DE H.GEEST
"1783: aan Godefridus Cuypers 15 malder rogge voor het bakken van het armenbrood."
Armen en behoeftigen in de gemeente waren aangewezen op de Tafel van de H.Geest, ofwel de armenkas. Zoals bijvoorbeeld in 1691 Willem Gerets te Asenray, weduwnaar en vader van vier kinderen. Zijn huis op de Beekerkamp was afgebrand, terwijl hij met zijn paard onderweg was. Nu had hij niets meer om van te leven en om zijn kinderen de kost te geven. Van de schepenbank kreeg hij 30 pattacons toegewezen, waarvan de helft door de pastoor uit de armenkas werd betaald. Tevens werd hij het jaar daarop van de beestenschat vrijgesteld.
ARMENGELD
In 1685 werd Jan Kals aangesteld tot armenmeester. Na 1690 is dat Francis Thomassen. In 1703 werd hij opnieuw benoemd, nadat schepen Jan Baeckhoven de kas zes jaar lang had beheerd. De vergoeding hiervoor was een paar schoenen t.w.v. 3 gulden en 2 stuivers.
De armenmeester werd in een vergadering van pastoor, schout en schepenen steeds benoemd voor de duur van twee jaar. Soms viel de functie samen met die van het kostersambt. Joes Simons was armenmeester van 1729 tot 1739. Koster Smeets beheerde de armenkas zeventien jaar lang. Andere keren nam een der schepenen deze taak op zich.
De inkomsten van de armenkas kwamen van renten van uitgeleend kapitaal. Verder van het zgn. armengeld, dat bij de overdrachten van onroerend goed betaald werd (1 % van de koopsom). De pacht van vier morgen akkerland in het Kerkeveld bracht nog eens zes malder graan op, half rogge, half gerst.
|
VAGEBONDEN
Voor wie was de Tafel van de H.Geest bedoeld? Niet voor zwervers en armoedzaaiers. Die werden zoveel mogelijk uit de gemeente geweerd. De veldschut had tevens de taak van armenjager! Begin maart 1729 werd het dode lichaam van zekere Agnes Eva gevonden achter de varkensstal van Schouwenberg te Leeuwen. De vrouw was door groote armoede ende koude gestorven. Acht jaar later, kort voor de kerst, werd het dode lichaam van de rondzwervende Catharina Daemen gevonden. De vrouw was geen onbekende. Omdat zij de Roomse godsdienst aanhing, werd Catharina op het kerkhof begraven. Op het voogdgeding van 1722 werd geklaagd, dat zich in Asenray vele heydenen ende andere vagebonden ophielden, die grote overlast bezorgden. In het huis van Peter Sillen woonde een verdachte vrouw, die met bijgeloof de mensen bedroog. Zij werd daarop uitgewezen. Daar stonden meerdere huizen leeg. De bewoners waren naar elders vertrokken, zonder zich nog om de woning te bekommeren. Deze huizen raakten in verval en werden niet meer opgebouwd. Men had hier de hoop op betere tijden opgegeven. De beschikbare akkergrond raakte achter op de bevolkingsgroei.
Wanneer de oogst was binnengehaald, mochten de armen gaan seumeren. Wat achtergebleven was op het veld konden ze verzamelen. Toen dit evenwel uit de hand liep, werd het verboden.
GRAANZOLDERS
Misoogsten kwamen vaker voor. Maar niet alleen langdurige droogte of zware hagelslag waren daarvan de oorzaak. Het oorlogsgeweld en doortrekkend legervolk pleegden geregeld een grote aanslag op de gewassen. Ook 1740 was voor de plattelandsbevolking een hopeloos rampjaar. |