Tekst zoeken   -    Inhoud   -    namen index
 - Vorige - Volgende

Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan RuitenĀ©

pag.90  

Onder de klockenslagh van Neel Asenray en Leeuwen

DE CUSTERIJE VAN MAESNIEL

"...ende hebben op- ende overgedragen aen Joannes Simons, custer alhier, ende Mechtelt Janssen, eheluyden, het Leyenhuys, brouwhuys ende voorders aencleven van dyen..."
In 1668 werd Jan Thomassen genoemd "eenen custers soone". Dit is tot nog toe de enige aanwijzing, dat zijn vader tevens koster is geweest in Maasniel. Wilhelm Thomass was reeds voor 1628 tot schepen benoemd. Het kostersambt had hij toen nog niet aangenomen. De custos woonde in de custerije naast het raadhuis. Uit de belastinglijst van dat jaar blijkt verder, dat de koster was vrijgesteld van de landschat die toen op akkergrond geheven werd. Jaren daarvoor stond in een dergelijke lijst: "Reynke der coster" met betrekking tot zijn boerderij links van de kerk. Daar lag ook de moeshof van de kapelaan, in de 18e eeuw in gebruik bij de koster. De koster van Maasniel werd benoemd door de vrijheer van Dalenbroek. Het ambt gold voor het leven. Overigens waren de inkomsten uit het kostersambt tamelijk gering, maar bij de koster kon je in Nyel altijd voor een pot bier terecht.
In 1658 werd Thijs Joosten als koster genoemd, waarschijnlijk identiek aan de volgende. In 1665 diende Matthias Thomae, koster en schoolmeester, bij de gemeente een onkosten-rekening in. Hij had uit zijn eigen middelen de custerije aan het kerkhof nieuw laten opbouwen. Dat had hem 460 gulden gekost. Daarvoor nam hij 260 gulden voor eigen rekening, onder voorbehoud dat hij er dertig jaar mocht blijven wonen. De resterende 200 gulden zouden na zijn dood worden uitgekeerd aan zijn vrouw en kinderen. Toch kwam het anders dan hij gepland had.
Na het overlijden van hun moeder (Encken Joosten) kwamen de gebroeders Thomassen in december 1676 overeen, dat Thijs de ouderlijke woning met het brouwhuis zou krijgen.

Het Leyenhuys behoorde in die tijd tot de meest bekende herbergen in het dorp. Ook toen hij aan de steenweg ging wonen, bleef Thijs het kostersambt vervullen. De custerije bleef nadien bij tijd en wijle nog wel als woning voor de koster beschikbaar, en anders werd het huis aan derden verhuurd.

MEIBIER
Een van de oudste herbergtaferelen, die we hebben gevonden, speelde zich af in 1667. Matthijs Thomassen vertelde, dat op 3 mei twee lieden uit de herberg van Gerardt Cox waren gekomen, waar zij met meer andere knechten op de meiboom hadden gedronken. In de late avond kwamen beiden met veel tumult zijn huis binnen en begonnen daar nog meer drukte te maken. Daarbij sloegen zij Frans Hoet, een van de gasten, met een kan op het hoofd. Zij gingen zozeer tekeer dat om nabuur- hulp geroepen werd om erger te voorkomen.
Het was toen gewoonte, dat de herbergiers voor hun kroeg op de eerste meidag een meiboom lieten opstellen en daarna meibier schonken. Hiervoor moet Matthijs Thomassen een der gasten teveel hebben aangerekend. Daarover kwamen beide lieden nu rekenschap vragen, terwijl ze er in het geheel niets mee te maken hadden. Daarbij lasterden zij de waard, als zijnde een onvroom man en een schelm. De koster en zijn vrouw lieten dit uiteraard niet op zich zitten. Toevallig waren neef Herman in gen Nuenhoff uit Swalmen en broer Paul die avond ook aanwezig. Zij sloegen toen Anthoin van der Heggen, een der oproerkraaiers, tegen de grond, dat deze bloedde. Daarna grepen ze hem met geweld bij de keel zonder dat iemand de arme man te hulp schoot.

Met pinksteren herhaalde zich een soortgelijk toneel in de herberg van Gerard Cox. Naderhand verscheen Siebert van Suchtelen in het gelag, dat hij met de andere jonggezellen deelde.


Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan RuitenĀ©

pag.90  

Eerste  Vorige  85 86 87 88 89 90 91 92 93 94   Volgende  Laatste