De broederschap werd daarvoor niet ingezet
MARKT
Zo gebeurde het nog begin augustus in 1733. Passanten hadden tegen de avond een beginnend brandje ontdekt op de Sint- Laurensmarkt. Toen ze aan Hendrick Thijssen vroegen wat er gaande was, moet de jongeman nogal grof tekeer gegaan zijn. Ook toen de burgemeester erbij gehaald was, werden ze met stenen bekogeld. Het brandje was ondertussen geblust, maar burgemeester Thomassen wilde wraak. Meteen verzamelde hij meerdere naburen, gewapend met stokken, rieken enz. De meesten had hij uit bed moeten trommelen, zij sliepen al. "Sa volght mij na," riep de burgemeester en het wakkere gezelschap, zo'n tien man sterk, trok naar het huis van Joost Thijssen op het eind van de straat. Hier kreeg Thomassen de wind van voren: Hendrick zou al uren in bed liggen. Nu ze toch eenmaal op waren, togen de mannen naar de herberg van de weduwe Hoets, waar nog bier geschonken werd. Achteraf moest Willem Thomassen zich voor de schepenbank verantwoorden, waarom hij zonder bevel van bovenaf de zaak in eigen hand had genomen. Ook nu waren de schutten geen leden van de broederschap, maar naaste buren van de burgemeester aan de Eyermert
Een dergelijk optreden deed zich ook voor in augustus 1719. De plaatsvervangende schout Matthijs Jacob de Haen had op die zomerdag enige schutten in het geweer ende waepenen opgeroepen.
Waarschijnlijk om toezicht te houden op de komende marktdagen in verband met de aanwezigheid van landloopers, vagabonden ende andere quaedtdoenders. Toen werd hierover wel een schrijven gericht aan de dekens van de oude en jonge schutten 13).
Een oproep uit 1682 maakt duidelijk, wie bij onraad het kerspel moesten verdedigen. Wanneer de noodklok luidde (klockenslagh), dienden de boeren terstond naar de kerk te gaan. Of naar de plek des onheils, waar het meeste gerucht vandaan kwam. En wel gewapend met een geweer en de halflieden te paard 14).
|
PROCESSIE
In 1744 deed de schutterij opnieuw van zich spreken. Het gebeurde allemaal op zondag na Sint-Jan, kermisdag te Maasniel. Het incident vond plaats tijdens de processie, waarin 't hooghweerdighste h.Sacrament werd meegedragen. De leden van de jonge schutterij onderstonden het om hun hoed op te houden, niettegenstaande dat de pastoor hen ernstig vermaande.
Ook nadat hij gedreigd had de processie bij deze oneerbiedigheid te staken en het Allerheiligste naar de kerk terug te brengen, bleven de schutten in hun gedrag volharden. De gerichtsbode lukte het evenmin de jongelui op andere gedachten te brengen. De schutten beriepen zich op hun overoude recht, dat zij reeds sedert mensenheugenis het speel in de processie hebben opgevoerd en daarbij altijd hun hoed opgehouden.
Het reglement van de broederschap was hierin heel duidelijk en vermeldde, dat de schutten de hoed alleen zouden afnemen onder het evangelie en de zegening. Wanneer de pastoor met het venerabel passeerde, zouden zij hiervoor knielen en daarna sal eenider lossen. Een copie van dit reglement werd bij de stukken van het daaropvolgende proces gevoegd.
REGELEMENT
Zoals reeds eerder vermeld, speelde (speelt) bier een grote rol in het leven van de schutten. Elk vergrijp tegen de regels moest met bier betaald worden. Zo zouden de schutten op de feestdag van hun patroon de mis bijwonen en offeren, op straffe van een vierdel bier. Tevens zouden de schutten zich op Sint-Jan (24 juni) om twee uur voor de kerk verzamelen om dan gelijckerhandt naer die schuttenroedt offt voegel te trecken Q, te weeten mit een goedt roer (=geweer). Na het afschieten van de vogel werd er eerst flink op de koning gedronken, waarna alle schutten hem naar huis begeleidden. En dan op de eerstvolgende zondag, wesende Goedtsdraght (?) werd de koning aan zijn huis afgehaald en naar de kerk begeleid. Telkens tegen gelijke straf. |