Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©

Met pasen betaalde hij 200 franken aan huishuur, alsmede vijftig pond boter, waarvan de helft met Sint-Jan en de andere helft in de herfst, voorts twee schinken van elk twintig pond, en de wol van de keurhamel. Voor het slaghout betaalde de pachter nog 16 gulden Kleefs. Tevens zou hij jaarlijks vier dagen hand- en spandiensten verrichten.
Bij herstelwerkzaamheden zou de boer aan de arbeiders de kost geven en de verpachter het loon. De pachter mocht niemand gebruik laten maken van de bakoven en de waterpomp, of van de schuur om te bermen. De hazelnoten en kastanjes behield de verpachter voor zich, terwijl het overige fruit uit de boomgaard gedeeld zou worden, evenwel zou hij twee manden van de beste tafelappelen, of -peren vooruit hebben.

De pachter zou er voor zorgen, dat er geen fruit gestolen werd. Daarvoor moest hij de boomgaard van tijd tot tijd, ook 's nachts, laten bewaken. De koeien mochten er niet los lopen, om schade aan de bomen te voorkomen.
Van den Bergh behield voor eigen gebruik, wanneer hij op bezoek kwam, de zaal en de kamer daarnaast, alsmede de kapel en de duiveklippen 40).

MOLEN

De pacht ging over op Jozef Geelen (1822-1857) uit Roermond, omstreeks 1850 getrouwd met Mechteld Janssen. De vrouw stamde eveneens uit de familie Janssen-op-De- Thooren. Zij werd in 1724 geboren als dochter van Jan Janssen en Maria van Uffelt.

Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©