Op zekere dag kreeg zij van de bode een briefje in de handen gedrukt. Het gericht sommeerde haar de achterstallige landschat over vijf jaar prompt te betalen, te weten 215 gulden. Zonder enige toelichting of voorkennis daarvan. Hoe was zulks mogelijk, terwijl de vrouw aan de gemeente voordien nog uitstel van betaling had verleend van twee kapitalen (met de rente samen liefst 565 rijksdaalders!), omdat men de middelen niet had deze schuld af te lossen.
Verder hadden de regeerders van Maasniel -uit pure gril en ophitsing van andere geërfden- het gewaagd De Tegelarije met inkwartiering van legervolk te belasten, waardoor veel schade aan de gehuchten was toegebracht. De weduwe verzocht de vrijheer, om de schepenbank te gelasten dit in het vervolg achterwege te laten.
Daarbij beriep de vrouw zich op de privileges die in 1650 aan de bezitters van De Tegelarije waren verleend 9).
Ook de pachters kregen het aan de stok met diezelfde regeerders. Omdat zij niet hadden meegewerkt aan de reparatie van straten en wegen -waartoe alle inwoners verplicht waren- sommeerde de gerichtsbode hen van hogerhand anderhalve ton bier te leveren. Toen de man bemerkte dat de heren dit geenszins van plan waren, omdat zij zich beriepen vrij te zijn van enige nabuurplicht, zoals het repareren der wegen, wilde hij uit de stal een koe halen, als onderpand. Dat werd hem evenwel verhinderd.
Ook de boete van 25 gulden, die de pachters daarop door het gericht kregen opgelegd, waren zij niet van plan te betalen.
Daarop stuurde de schout andermaal de bode naar De Tegelarije, maar nu vergezeld van liefst 12 schutten, om alsnog een koe uit de wei te panden. En dat nog wel zonder gerichtsbesluit! 20) Overigens had Laurens van Heythuysen aan het Gebroek zelf ook een (kleine) pachtboerderij liggen, naar zijn familie Heythuysenshof geheten. |
KERSEN DIEVEN
Met ingang van oktober 1709, verpachtte advocaat Junckers uit naam van juffrouw de Vaes, De Tichelarije met de hof, moestuin en wijers, weiden en landerijen voor 116 pattacons per jaar aan Johan Hendriek Siberts en Anna Elisabeth Weyts, onder dezelfde condities als voorheen aan van Wessem en Heythuysen, beiden zaliger. Zij woonden dus niet als pachters op de voorhof, maar in het huis zelf. Willem van Wessem was reeds in 1707 gestorven, waarna Heythuysen aan het minderjarige zoontje nog 29 pattacons was schuldig gebleven, die zijn compagnon hem had voorgeschoten 9).
De nieuwe overeenkomst zou voor tien jaar duren. Maar kon halverwege door een van beide partijen worden opgezegd. Pas na de eerste betaling zou de eigenaresse de gehuchten in 1710 laten repareren. De pachters zouden daarop De Tegelarije mit de muyren, vensters, dack en wanden onderhouden.
Tegenover het huis stond op Swalmer grond een boomgaard, zo'n vijf bunder groot. Peter van Raey, die op De Tegelarije werkte als knecht, was daar vaker met twee dienstmeiden kersen gaan plukken. Zij hadden daar zeker geen geheim van gemaakt en voorbijgangers werden opgeroepen hetzelfde te doen. Ook konden zij niet van de mijmeren afblijven. Voor zeker 25 pattacons aan fruit en potwijn hebben zij verorberd. Voor de gezelligheid zeker hadden zij nog een vuurtje gestookt in een stroye huysken dat daar stond. Zo'n volk konden ze op de boerderij niet gebruiken 21).
VAN BEUNINGEN
In maart 1712 kwam De Tegelarije voor 3000 pattacons op naam van luitenant Peter van Beuningen en Maria Alexandrina Rosseel. Daarbij hoorde een last van 83 pattacons, te betalen aan de huisarmen van Roermond als aflossing van een lening. Tevens zouden de aankopers het bestaande huurverdrag respecteren. Van Beuningen zocht evenwel meteen naar middelen om alsnog de pacht op te zeggen, omdat hij zelf op De Tegelerie wilde gaan wonen 19). Sedert april 1713 werd hij inderdaad als hoofdbewoner genoemd.
Ook nu werd de immuniteit van De Tegelarije in twijfel getrokken. Ook van Beuningen diende zijn papieren te tonen, waaraan hij de vrijdom van het goed ontleende. |