SCHEPENBANK
Na het overlijden van Jan Naus uit Leeuwen werd Hendrick in 1704 benoemd tot schepen te Maasniel. Als lid van de schepenbank werd van hem natuurlijk een onbesproken gedrag verwacht. Voor de onderzoeker levert dat dan weinig interessant nieuws op. Maar de schepen dronk ook wel eens een glaasje teveel.
Zo was hij in oktober 1706 nog in een herberg geweest, nadat hij met de andere schepenen enkele processen had doorgenomen. Ook Frans en Hendrick Hoets waren in de herberg van Trincken Aelmans geweest. Hendrick liep al wat vooruit, terwijl zijn broer met een kameraad later volgden. Bij het vonderen over de beek gekomen, wilden zij met Hendrick een poets uithalen. Half lachend riep Frans Hoets: "Zullen we hem in de beek duwen?" Schrijvers dacht dat men het op hem gemunt had en kwam over het vonderen aangelopen, de wandelstok dreigend opgeheven. Frans zag nu pas, dat hij de verkeerde (Hendrick) voor zich had en verontschuldigde zich. Maar schepen Schrijvers bleef tieren en schelden. Hij liet inderdaad niet met zich spotten. Naderhand kon hij in de herberg van Margreet nog wat op adem komen.
Kort na 1705 moet zijn vrouw gestorven zijn. In elk geval trouwde hij voor 1708 met Helena Vogels, dochter van schepen Hendrick Vogels. Uit dit tweede huwelijk werd nog een zoon geboren, eveneens Jan geheten.
AGNES SCHRIJVERS
Hendrick had na het overlijden van zijn vader de zorg over zijn halfbroer en -zus op zich genomen. De jongen stierf na een ziekte op 16-jarige leeftijd. Sedert 1696 had hij de schapen gehoed en hielp hij bij het maaien en dorsen, in het brouwhuis en bij het graven van een riool.
Ook Agnes (1681-1750) werkte aanvankelijk op de boerderij en naderhand in de winkel van haar tante, de weduwe Janssen in de stad. Toen zij in april 1708 trouwde met Gerard Derickx, leverde Hendrick de boter en het vlees. Voordien had hij nog de meubels betaald die Agnes op de markt in Heythuysen had gekocht. Het echtpaar berekende echter, dat Hendrick zeker nog zo'n 25 rijksdaalders schuldig was aan achterstallig loon voor Agnes en haar overleden broer.
|
Hendrick stelde daar tegenover, dat hij beiden al die jaren had onderhouden in kost en kleding. Ook was hij van mening de goederen in Leeuwen, die nu op naam van Agnes stonden, naar behoren te hebben onderhouden. Jan Beeck had de moestuin aldaar braak laten liggen, zodat Hendrick enkele keren de grond heeft moeten omspitten. En wat de schuur betrof (twee gebinten met twee afbehangen) was hem ook niets te verwijten. Gerardt Dircx meende dat hij daarvoor een jaarlijkse huur van 5 pattacons had kunnen vragen. Maar de schuur was sterk bouwvallig geweest, zodat Hendrick de nodige reparaties heeft moeten toewenden. Hij kon de huurder dus niet de volle prijs berekenen. Hendrick Schrijvers was niet te spreken over zoveel ondankbaarheid.
DIRCX
In die jaren bouwde Gerardt Dircx aan de overkant van de heerbaan zijn boerderij. Het huis, met het jaartal 1712 werd zo'n 250 jaar later afgebroken. De huisplaats hadden zij het jaar daarvoor verworven via grondruil met Dirck Emons. Zes jaar later werd er nog een schuur bijgetimmerd. Omdat er niet genoeg plaats was, vroegen de echtelieden aan de gemeente om een stukje grond aan de beek, waar toch geen gras op wilde groeien. Ter ondersteuning van hun verzoek, klaagden zij, de vruchten tot groot ongerief onder de blauwe hemel te moeten bermen. Over de schuur in Leeuwen repten zij met geen woord. Die had waarschijnlijk een ander in gebruik. De gemeente verleende het octrooi onder voorbehoud, dat het echtpaar de grond achter de schuur zou ophogen, zodat de benaebeurde inwoonderen daerover hun waeter aen de beecke connen haelen. (De put aan de Broekhin werd eerst in 1729 gegraven.)
In huis werd ook bier vertapt, in elk geval met de vastenavond. Boeren en burgers kwamen vaak naar de Broekhin om er te drinken, te kaarten en soms om wat te eten. Zowat iedereen hier aan de heerbaan hield in zijn huis tevens herberg. |