Tekst zoeken   -    Inhoud   -    namen index
 - Vorige - Volgende

Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan RuitenĀ©

pag.388  

Onder de klockenslagh van Neel Asenray en Leeuwen

Hij zou haar wel eventjes vuytstrijcken. Ida Heuskens deed daar nog een schepje bovenop, menende dat haar schoondochter de duivel in zich had. Liesbeth die al lang schoon genoeg had van de bemoeienissen van haar schoonmoeder, riep kwaad: "Ick en wil dou aert niet int huys hebben." En toen begon de ruzie tussen de twee vrouwen pas goed. Lysbeth duwde de oude vrouw met zoveel kracht tegen de grond, dat de weduwe daarbij haar heup brak en haar knie werd sterk gekneusd. Ida kreunde dat haar been los zat, waarop Lysbeth schamper opmerkte: "Hedts dou het in dyn gat, dou scheefs het vuyt." Toen de lamenterende vrouw naar buiten werd uitgedragen, hielp Lysbeth daarbij graag een handje en duwde haar het huis uit.
Op het geschreeuw kwam nog meer volk toegelopen. Daarbij was ook buurvrouw Jenneke Thomassen. "Weerom sluys dou mijne meune soo?" Prompt reageerde Liesbeth met 'zeikkoe", waarop het gekijf op straat werd voortgezet. Bij de put op de markt werd de ruzie uitgevochten. Hendrick Beulen trok de twee vrouwen van elkaar en sloeg Lysbeth tegen de grond. Scheldend ging de custerinne haar huis weer in en begon toen met servies door het raam te gooien.
Ondertussen had men Ida Heuskens in het huis van zoon Jan gedragen en in bed gelegd. Daarop heeft men de scherprechter mr. Hans Jeurgen Geys laten komen, die de heup weer heeft rechtgezet en de vrouw nog zeker zeven weken heeft gecureert. De weduwe werd daarna verder in het huis van Areth verzorgd met behulp van een buurvrouw. Hoewel Lysbeth het meesterloon van de chirurgijn meteen heeft betaald, duurde het nog lang voordat men ook de verplegingskosten op haar kon verhalen. Ida liep al zeker 24 jaar mank tengevolge van een val. Sindsdien heeft zij vaak hele nachten gelamenteerd en geroepen dat men haar moest doodschieten.
Ook bij de naburen stond Elisabeth Severijns bekend als kwaadspreekster. Datzelfde jaar op zondag voor het feest van Allerheiligen kreeg ze ruzie met Berber, de vrouw van Frans Palms, herbergier aan de markt.

Berber betrapte Lysbeth erop luistervink te spelen. Lysbeth beet haar terug: "Ganck naer den Schaekelenbergh, daer dyen vleeschelijck oom aen de galgh gehangen ende onder de swartmaeckers gestorven is." Nog meer kwalijke dingen wist Lysbeth te vertellen en Berber wenste haar terug naar Ool bij de dieven, die haer voor ende achter vuytsteelden ende roofden. Het volgende gebeurde op een dag in april 1707. Judith was die ochtend aan de beek om wat linnengoed uit te spoelen, toen zij in haar huis een vallend glas hoorde rinkelen. Toen ze in huis kwam, zag ze dat haar broer Frans door Lysbeth werd geslagen en gestoten met een ijzeren tang. Toen Judith hieraan een einde wilde maken, werd zij door de custerinne enkele keren in de buik getrapt. Judith is toen meteen gaan liggen, daar zij hoogzwanger was. Daarop heeft Aeret de vrouwes vrouwe ofwel wijs- moeder Marie van Lerop gehaald. Judith was er erg aan toe en heeft lange tijd geen voedsel kunnen verdragen. Over de afloop van haar zwangerschap is weinig met zekerheid te zeggen.

HET NIEUWHUYS
Na het overlijden van Hendrick Thomassen begin 1704 bleven zijn vrouw en kinderen met een veelvoudige schuldenlast achter. Het kwam dus goed uit, dat Jan Thomassen het nieuwhuis aan de beek, waar hij nu al enkele jaren woonde, voor 800 gulden wilde overnemen. Zelf had hij al de nodige verbeteringen aan het huis besteed. Hij had het dak laten vernieuwen, een affbehanckt en stal en bakoven laten metselen. De deuren en vensters -zes grote en zes kleine- nieuw laten maken en een grote poort met kleine deur laten aanbrengen. De smid Thijs Arets had het ijzerwerk vervangen. (O.a. achtien paer gehengen voor 't crampen ende bogen.) De muyrder van Asenray had wel zes dagen nodig gehad voor het metselwerk, en ook de timmerlieden waren vlijtig geweest. Het had hem allemaal veel geld gekost, terwijl Jan nog andere schulden moest aflossen.
Derhalve nam hij een lening op het nieuwhuis, terwijl hij (om wat voor reden dan ook) het huis te Leeuwen als medeonderpand stelde.


Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan RuitenĀ©

pag.388  

Eerste  Vorige  383 384 385 386 387 388 389 390 391 392   Volgende  Laatste