Paulus Thomassen trouwde na 1703 met de zeer jeugdige Lysbeth Peulen (ca.1680- 1762), ook Paulissen en Poohlen genoemd. Zelf was hij toen ruim zestig jaar oud. Het meisje moet nog jonger dan zijn eigen kinderen geweest zijn! Uit dit huwelijk werd nog een dochtertje geboren, Anneke (ca.1705-1763) geheten.
Schepen Thomassen begreep, dat hij het kind na zijn overlijden weinig meer te bieden had. Al zijn goederen zouden immers onder de andere kinderen verdeeld worden. Daarom kocht hij met zijn jonge vrouw, Elysabeth Poelmans, in april 1706 een (half) huis met stal en moestuin aan de overkant van de straat voor 110 pattacons van Peter Nelissen en Neulke Mevissen. Het huis was reeds in 1673 door Goetsen van Asenraedt beleend bij de weduwe Enneke Joosten. Deze schuldbrief had Paulus van zijn moeder geërfd, zodat hij 50 pattacons op de koopsom kon minderen. (Naderhand moest Elisabeth het geld aan zijn erfgenamen terugbetalen.) Dat Paulus Thomassen het huis niet voor zichzelf had gekocht, blijkt wel uit de bepaling dat Peter Nelissen er tot zijn dood mocht blijven wonen.
SCHEYD ENDE DEYLINGHE
In april 1707 werd Paulus Thomassen voor het laatst in de overdrachtsprotocollen genoemd. Nog diezelfde lente stierf de schepen. Eind juli kwamen de kinderen bij elkaar voor een definitieve verdeling van de goederen.
De schepenbank wachtte tot oktober alvorens nieuwe kandidaten te nomineren voor het ambt. Elisabeth Reulen(!) hertrouwde nog voor november dat jaar met de 32- jarige Jan Aelen en verhuisde met hem naar de Eyermert.
De totale waarde van huis, hof, akkers en het aandeel in de Nielder griend werd geschat op liefst 987 pattacons; waarvan evenwel de schulden nog afgetrokken moesten worden, o.a. 100 gulden aan de kerk. Het huis aan de beek bleef op naam van Elysabeth Polen en klein Anneke.
Hoewel was overeengekomen dat niemand achteraf zou mogen murmureren, kwamen er toch enige protesten, waarna op 20 september opnieuw de loten getrokken werden. |
Het vierde tot en met het zevende lot hadden betrekking op de akkers.
Sil Janssen erfde uit naam van zijn vrouw twee akkers ter waarde van 106 pattacons. Het echtpaar had evenwel nog een schuldenlast van 62 rijksdaalders plus rente. Omdat zij weigerachtig bleven de achterstallige betaling te voldoen, werd hun nieuw verworven bezit noodgedwongen verkocht voor slechts 82 pattacons. Acht jaar daarvoor had Sill zijn eigen erfdeel al moeten verkopen aan Stoffer en Jenneke Timmermans. Syl (1655-ca.1720) was een kleinzoon van Willem Hommen en Encken Hansen, herbergiers In Sint- Laurens*. Hij was geboren op Kruisbroerenhof onder Roer. Toen zijn vader hertrouwde met de halferse van Kloostershof, verhuisde hij naar het Gebroek. Sil werd geregeld geplaagd met oplopende huurschulden, die hij niet kon voldoen. Omdat het echtpaar geen erfgoederen achterliet, is het moeilijk hun kinderen op die manier op te sporen.
Zoon Jan was in 1709 nog als schaapherder in dienst van Peerdts-Jan te Leeuwen, terwijl zijn broer Willem de schapen hoedde van Pallantshof.
Willem Thomassen (1675-1737) kon bij de erfdeling niet aanwezig zijn, omdat hij toen in het buitenland vertoefde. Mogelijk vanwege zijn studie. Schepen Schrijvers trok namens Willem het zesde lot, te weten twee akkers regenoten het voorgaande en van gelijke waarde. Naderhand woonde hij in het Trinckenshuis* aan de Eyermert. Elisabeth Thomassen (1669-1757) trouwde in eerste huwelijk met Reyner Spaeren (1659-1705) uit de beekstraat. Nu hertrouwde zij met Peter Borgh en ging toen wonen op Gasthuishof onder Asenray. Zij erfde van haar vader twee akkers naast het voorgaande, getaxeerd op 102 pattacons.
Joost Thomassen (1681-1715) erfde twee akkers in het Kerkeveld en een deel van de Nielder griend te Leeuwen. Voor zijn dochter Gebel, die al vrij jong als weeskind achterbleef, behielden de voogden een akker voor haar levensonderhoud. Omstreeks 1730 trouwde het meisje met schoolmeester Simons. |