Het huis stond er al lang niet meer, maar op de oude fundamenten zou Paulus Thomassen naderhand een nieuwe boerderij timmeren. Het jaartal 1491, dat in het proces werd genoemd, is zeker geen schrijffout. De overdracht vond toen plaats ten overstaan van Goerdt van Kanne, richter, en Reiner Ruetzen en Nelis Swaelen, schepenen van Maasniel. Inderdaad blijkt Godert van Kanne eind 15e eeuw schout van Dalenbroek te zijn geweest.
1. PAULUS THOMASSEN
In 1651 maakte Enneken, Willem Thomaess' vrouw, haar testament, waarbij ze de boomgaard aan haar zoons Johan en Joost vermaakte. De vrouw moet toen niet geweten hebben, dat haar tijd nog lang niet gekomen was. Het deel van Joost is rond 1670 op zijn jongste broer Paulus overgegaan. De moestuin aan de beek ging naar Mathijs Thomassen. Hij bouwde hier rond 1675 zijn tweede huis, tijdelijk het nieuwhuis geheten.
Paulus Thomassen trouwde in januari 1667 in de kerk van Maasniel met Gebel! Geurtsen uit Beegden. Het echtpaar kreeg zes kinderen. Alleen de geboorte van dochter Catharina is in de doopboeken niet te vinden en in dit huwelijk ook niet te plaatsen! Daarna volgden Jenneke, Elysah, Gelis- ken, Willem, Anna en Joost. Paulus Thomae behoorde tot de notabelen in het dorp. Nog voor 1676 werd hij lid van de schepenbank. Toen beheerde hij tevens de gemeentelijke financiën. In enkele gevallen, zoals in 1688, trad hij tevens op als stadhouder bij afwezigheid van schout Johan van Laer.
Naast de kerkhofmuur bouwde hij zijn huis met brouwhuis, stal en schuur. Daarachter lag de moestuin en een bongerd van ongeveer een halve morgen groot. Verder bezat hij nog ruim 6 morgen akkerland en een deel van de Nielder griend achter Leeuwen.
Met pasen 1682 ging hij als pachter wonen op de Jezuïeter-Spick. Steeds werd hij genoemd tussen de bewoners van de Wijer, de Mouthagen en andere boerderijen achter het dorp. Dat was zo in 1682 en ook nog in 1703, maar nu met de toevoeging op den Spick. Uit de archieven van de paters jezuïeten in Roermond is gebleken. |
Verdeling van het Oudt-Roeckhuys Goed omstreeks 1700.
dat hij hier inderdaad al die jaren heeft geboerd. Nadat Gebelina Geurtsen in januari 1703 stierf is schepen Thomassen weer in het dorp gaan wonen.
Dochter Catharina (ca.1665-1733) trouwde in februari 1686 met Syll Jansen, de zoon van Kloostershof. Zij gingen wonen in haar vaders huis naast de kerk. Toen Sill daarop herberg In Sint-Laurens overnam van zijn neef Jacob Nijssen, namen Jenne Thomassen (1667-1728) en haar man het beheer van het brouwershuis op zich. Jenneke was getrouwd met Stoffer Timmermans (1671-1704), zoon van Hendrick en Margaretha uit Sint-Odiliënberg. Toen haar vader weer terugkeerde naar het brouwershuis in het dorp, kocht Stoffel in 1704 van Albert Salden diens woning voor 207 rijksdaalders. Aanstonds beleende hij het huis over de beek en zijn akkerland bij de weduwe Strijdthagen in Roermond. |