HERBERG VAN HOETS
Dochter Marie trouwde in juli 1740 met Evert Hoets, herbergierszoon van Wolter Hoets en Margaretha van den Borgh. De vermelding dat beide echtelieden in de 3e graad met elkaar verwant waren, bracht een en ander aan het licht. Zoals de afkomst van Lysbeth Severijns: haar moeder Anna Hoets was een zus van Evert Hoets, vader van Wolter. Beide grootouders waren kinderen van schepen Hendrick Hoet en Mercken Slabbers, herbergiers aan de Broekhin.
Evert Hoets woonde met zijn gezin in de herberg van de erven Bremmers aan de overkant van de beek met uitzicht op de markt. In februari 1742 kocht hij voor 100 pattacons het huis naast de woning van zijn schoonmoeder. (Anno 1723: huis en hof, 22 roeden.) Eigenlijk had Hendrick Sillen het huis willen kopen, maar dat was niet doorgegaan. Marie was immers buurmansdochter en kon zodoende van het beschudrecht gebruik maken.
Enkele jaren later, in november 1745, stierf Evert in de leeftijd van ongeveer dertig jaar. Hij liet zijn vrouw en kinderen vele schulden na. In 1750 werd Marie Thijssen daarop aangesproken. Niet alleen de lening van 180 pattacons op huis, moestuin en akker, maar ook nog andere schulden, bij elkaar meer dan 90 pattacons, moesten nog betaald worden. Gelukkig sprong haar broer Jan, koopman in de stad, bij en hielp haar door enkele pachten en renten in haar naam af te lossen. In 1762 werd hierover een definitieve regeling getroffen. Van de 105 pattacons die hij van zijn zus nog te vorderen had, werden er 45 kwijtgescholden. Het restant werd betaald met haar kindsdeel uit de ouderlijke goederen. In 1745 was er sprake van de herberg van de weduwe Hoets met achterom een beugelbaan. Dat was dus nog in genoemde herberg in de Moeshoven. Kort daarop is ze in haar huis aan de steenweg gaan wonen.
Het was toen ten tijde van de Oostenrijkse successie-oorlog (1740-1748). Meerdere
gezinnen hadden een dragonder uit een compagnie ruiters in huis. Het was de soldaten verboden in de herbergen hun vertier te zoeken. |
Stoffer Thijssen was al vaker bij een ruzie betrokken geweest en nu had hij onenigheid met de logé in het huis van zijn zuster. Toen Stoffer een mes trok, moest de soldaat door anderen ontzet worden. Uit de processtukken blijkt, dat menig dragonder werd behandeld als een zoon des huizes.
Marie Thijssen stierf in december 1775. Het huis stond nadien op naam van haar zoon Evert Hoets, die in september 1777 trouwde met Maria Catharina Spee.
VERLOREN ERFGOEDEREN
Elisabeth Severijns, de weduwe Thijssen, stierf in januari 1761. Stoffel Thijssen was enkele huizen verderop gaan wonen, in een huisje zo klein... Een kleinere woning was er in het hele dorp niet te vinden. Het huis was vroeger als schuur in gebruik geweest en naderhand tot woning omgebouwd.
Het echtpaar kreeg negen kinderen, waarvan er enkelen vroegtijdig stierven. In februari 1764 werd Stoffer Thijssen, samen met Joseph Frints en Linnerd Hoffman, genoemd als jager, ofwel jachtopziener in de vrijheerlijkheid. Stoffer overleed in december 1793, 77 jaar oud, en zijn vrouw een dag later in de leeftijd van 63 jaar.
De zoons Joseph (1751-1806) en Willem gingen beiden in Roermond wonen. De eerste trouwde eind december 1783 aldaar met Maria Gerhardts. Naderhand was hij slager van beroep. Hun zoon Christopher stierf in 1807 als soldaat in het verre Metz in Frankrijk. Willem Thijssen trouwde in 1787 met Susanna Heuningh en ging wonen in de Sint-Jansstraat in de stad.
Zoon Evert (1753-1840) ging als knecht in dienst bij de weduwe Smeets, waar voorheen ook zijn vader als dagloner had gewerkt. Daar woonde hij nog in 1796. Kort daarop is hij getrouwd met Cornelia Korsten, weduwe op de Rieterhof in Asenray. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren. Zijn vrouw stierf in 1820 in de leeftijd van 70 jaar.
Zijn broer Cornelis (1760-1832) trouwde in juli 1794 met Catharina Sillen. |