Het huis in het Kempken werd in mei 1718 door de kinderen Hommen verkocht aan schepen Claessen te Asenray voor 800 gulden, 25 pattacons en een malder rogge. (Anno 1723: huis en hof, groot 86 roeden.)
De boerderij van Joost Thijssen aan de Eyermert werd na diens overlijden verdeeld in drie partijen. Het huis met de moestuin daarachter ging naar schepen Baeckhoven*, getrouwd met Geertyen Tissen (1657-ca.1705). Daarnaast lag het erfdeel van Coen Hommen, terwijl zoon Thijs de schuur met affbehanck erfde met de halve moestuin naast het genske (paadje). Voorlopig vond deze verdeling alleen nog maar op papier plaats en hield Jan Baeckhoven de boerderij in huur. In de beestenschat van 1682 werd hij aangeslagen voor 4 koeien en 23 schapen.
Joost had huis en hof in 1677 met 100 gulden beleend en drie jaar later nog eens met 50 rijksdaalders bij de familie Fabritius. In 1708 was de schuld nog niet afbetaald. De erfgenamen werden hierover aangesproken. (Huis van Jan Baeckhovens anno 1723: 56 roeden en uit erfenis van zijn schoonvader ruim 3 morgen akkerland. Ernaast stonden de huizen van Linnerd Hommen en de weduwe Sleuters, samen nog eens 52 roeden.)
Na het overlijden van Geertyen Tissen werd in 1708 opnieuw naar een voogd gezocht voor de kinderen Baeckhovens. Van Geertgens kant kwamen toen nog in aanmerking: mr. Joes Aelmans (uit Roermond), Coen Willems, Dirck Coenen en Coen Maessen. De eerste was dus een aangetrouwde neef; Marten Claessen was blijkbaar al gestorven. Ook Coen Willems was een volle neef en woonde evenals de vorige in Roermond. Dirck Coenen uit Neer had zojuist het huis te Leeuwen van zijn broer Coen gekocht. Ook Coen Maessen, zoon van Herman, woonde in de stad en had evenals de anderen akkerland in de gemeente Maasniel. Zij konden aangesproken worden, hun plicht als voogd op zich te nemen onder dwang van panding.
THIJS THIJSSEN
In februari 1675 was Mathias Tissen getrouwd met Gertrudis Backhovens, een
zus van Johan. Uit dit huwelijk werden de dochters Anneke (1676-1758) en Merrij geboren. |
Ook uit de nalatenschap van wijlen Joost Thijsen blijkt hun afkomst. Zoontje Loeff werd genoemd naar (zijn oom?) Ludovicus Tissen, die in 1675 nog onder de huwelijksgasten genoemd werd. Het jongetje overleefde zijn kinderjaren niet. Als geen ander hield Thijs zich met de bijenteelt bezig. In 1682 werd hij voor 24 karen aangeslagen.
Thijs hertrouwde in oktober 1685 met Trincken Jansen, de weduwe Aelmans*. Zij konden het voor hun huwelijk al goed met elkaar vinden. Drie maanden na de trouwdag werd hun dochter Geutery geboren. Daarna volgde de kleine Joost. Evenals van zijn halfzus Merrij Tissen staat zijn doop niet ingeschreven.
Eind 1689 werd bedongen, dat Thijs zijn twee voor-kinderen (Anneke en Merrij) sal optrecken, eerlijck onderhalden in cost, cleederen ende ter schooien houden om te leeren iesen ende schrijven, gelijck eenen vader schuldich is. Verder zou hij hen gedurende twee maanden naailes laten nemen. Uiteindelijk zouden de kinderen, wanneer zij tot hunne jaeren gecomen en bequaem sijn om te trouwen, hun erfdeel uit de nalatenschap van de twee grootvaders Corst Baeckhoven en Joost Thijsen kunnen opeisen.
Anneke trouwde in april 1701 met Joes Hoefnagels. Aanvankelijk gingen zij wonen in het huis van Linnerd Hommen. Het echtpaar kocht in 1710 een herberg in de dorpsstraat tegenover het raadhuis. Voorheen was dit de herberg van Mathijs van Suchtelen. De geschiedenis van dit huis gaat terug tot 1633 toen Jan Cillen en Grieth Maessen de timmer kochten van Philips van Swalmen.
In april 1710 beleenden Derick Sloetmakers en Merrije Thissen hun schuur met moestuin voor 200 gulden bij schepen Claessen. Een jaar later bouwden Slootyen en zijn vrouw hier hun huis, straetwaerts aen de kant van het Nieler Broeck. Hun nakomelingen stonden later bekend onder de naam Sleuters. Huis en hof anno 1723: 26 roeden; en twee akkertjes: samen 125 roeden. Derick was toen al gestorven en Merrij moet in grote nood zijn geraakt. In 1722 kreeg zij vrijstelling van de grondbelasting. |