Soms was het ambt een opstap naar een schepenstoel, maar een erebaan was het meestal niet. Gerard Dircx aan de Broekhin had er na vier jaar al schoon genoeg van.
In 1716 werd Gerardt Claessen, zoon van de burgemeester van Asenray, samen met twee andere jongens aangeklaagd door schepen Coelmont, burger uit Roermond. Dat waren Geurt van de Kreytheuvel en Joes, de zoon van de huisvrouw van Stoffer Sillen, ofwel Geurt Geurts en Joes Schouwenberg. De jongelui waren die middag op de Wijerhof geweest. Tussen drie en vier uur keerden zij huiswaarts via de Groenenweg door het Mouthagerveld. Daar kwamen zij de burgerman tegen. De reden van hun moedwil op die aswoensdag ("asdag") laat zich raden. Zij bedreigden de man en dwongen hem zijn snaphaen af te geven. Hiertegen verzette de man zich uiteraard. Ook toen de een hem van voren bij de trompe en de ander hem van achter bij de kolve beetpakte, liet hij
de snaphaan niet los. |
Naderhand daagde Coelmont het drietal voor het gericht en eiste hij genoegdoening.
MELICKERHOLDT
Terwijl zijn zussen Marie en Anna naar Swalmen verhuisden, bleef Gerardt Claessen (1694-1727/28) in Asenray wonen. Hij trouwde ca.1718 met Gertruydt Sillen, dochter van Derick Syllen en Elisabeth Peters. Gerardt kocht dat jaar van de familie Peters 2/3 deel van een huis aan de Leymcoulen tegenover de Duyp. De koopprijs bedroeg slechts 15 pattacons, maar daarmee nam hij wel de lasten en schulden van het huis over. In het bunderboek van 1723 staat deze aankoop genoteerd. Huis en hof waren op bijna 100 roeden gemeten. Vijf jaar na Gerardts dood verkochten de voogden van zijn enig overgebleven kind in 1733 voor 50 gulden een vervallen schuur met moestuin. Over de andere bezittingen werd niet gerept. |