STOFFEL SILLEN
Een schrijven uit november 1709 maakt de familieverhouding duidelijk. Stoffel Sillen, weduwnaar van Elsken Gerardts en nu hertrouwd met Margaretha Cox, liet een wilsbeschikking opstellen ten gunste van zijn voor-dochter Marie, geboren uit eerste huwelijk. Daarbij werden zijn broers Dirck en Zil genoemd als getuigen van vaders kant. Theunis Thomassen trad op als voogd van moeders zijde. Hij was namelijk getrouwd met Gertruydt Gerardts.
Het meisje zou na haar vaders dood huis en hof in Asenray erven met de schuur, die Stoffel er had getimmerd. Verder zouden haar nog ruim 4 morgen land toevallen, waaronder de akker aan het Roost Velde- ren. Marie Sillen (1691-1741) trouwde met Jan Janssen. In 1735 werd hun zoon Christoffel geboren. Hun dochter Catharina trouwde in mei 1757 met Dirck Poel- mans. Een groot deel van de erfgoederen, waaronder het huis, ging daarmee op hem over.
Stoffel Sillen was in januari 1691 getrouwd met Elsken Gerets (1666-1694), dochter van herbergier Geerken Sijben en Beel Thijsen. Waarschijnlijk stierf de vrouw in het kraambed eind 1694. In oktober van het jaar daarop hertrouwde Stoffel met Margaretha Cox van de Spick. De vrouw was toen zelf ook weduwe van Linnerd Schouwenbergh van wie zij twee kinderen had: Marie en Jan.
Marie Schouwenberg (1693-1748) bleef aan het Maalbroek wonen. Haar broer Jan (1695-1744) trouwde met Sibilla Willems (1695-1750), halfersdochter uit Leeuwen. Aanvankelijk gingen zij in Melick wonen. Van haar ouders had de vrouw de helft van huis en hof geërfd. Via hun dochter Margreet kwam het huis naderhand op naam van Maes Thomassen uit Asenray.
HET HOFKEN VAN WITTENHORST
Uit dit voor beiden tweede huwelijk tussen Stoffer Sillen en Margaretha Cox werden nog eens vijf kinderen geboren. Alleen de drie jongste dochters zouden hun ouders overleven. Dat waren Gertruydt, Cunera en Elisabeth Sillen.
|
Tijdens zijn eerste huwelijk had Stoffel nog een ander huis verworven aan het Maalbroek. Voorheen had de boerderij deel uitgemaakt van het hoffken van Wittenhorst. Deze had de boerderij met ruim 12 morgen land ook eerst in 1680 verworven. Godefroid van Wittenhorst had kort daarop nog eens 3 morgen broekland gekocht van de gemeente. Hij had de boerderij toen voor liefst 400 rijksdaalders beleend bij de weduwe Bosman. Al spoedig verkocht hij het hofke aan Willem Helwigers. Deze behield de boerderij ook niet lang. Hij verkocht hiervan 5 morgen aan Stoffer Sillen en Els- ken Gerets, te weten: het huis met de plaats, moestuin, broek en enig akkerland. De resterende grond ging naar Theunis Thomassen, herbergier in Asenray, getrouwd met Geertyen Gerets.
Via Margaretha Cox kwam nog eens 5 morgen land met een huis op de Spick in de familie. Volgens het bunderboek van 1723 was dat allemaal bij elkaar goed voor 16 morgen. Stoffer had dan wel het mistrecht van de grond en de akkerwinning kwam evenzo zijn gezin ten goede, maar het erfrecht was over de verschillende partijen verdeeld.
Het hoffken van Wittenhorst was afkomstig van Jan Mertens, meestal Jan aent Maelbroeck genoemd. Sedert 1650 komt hij geregeld onder de tiendpachters voor. Dat zegt al veel over zijn eigen akkerwinning. Daarvoor zal hij zeker over een trekpaard met kar beschikt hebben. Het huis was belast met het onderhoud van de post waartegen het valderen sloeg. Het hek zelf kwam voor rekening van de eigenaar van het Maeltjensveld. Ook aan het eind van de weg aan het Malt stond zo'n valhek. De erfgenamen Martins uit Venlo verkochten huis en hof in 1680.
De nieuwe boer aan het Maalbroek koos wel vaker de weg van de minste weerstand. Hij was niet de enige die bij de akkerwinning nieuwe paden maakte over andermans land, maar Stoffer Zillen maakte het daarbij wel erg bont. De weduwe Closs klaagde in 1705 dat hij niet alleen met paard en kar over haar land trok om de weg af te korten, maar er ook zijn veulens, varkens en schapen overheen dreef, om ze op zijn eigen akker in de hoefslag te laten weiden. |