6. DE RHEIT
Voor en na stierf de familie Willems uit in mannelijke lijn. Zon iet de stam van zoon Gelis, rond 1800 Wulms geheten. Gelis Willems (1686-1757) trouwde met Gertruydt Gerardts (1691-1753) uit Leeuwen, waarschijnlijk in het jaar 1715.
Gertruydt was een dochter van Jan Gerets, Borghs zoon, in de lente van 1679 getrouwd met Marij Jacobs uit Roggel.
Haar zus Jenne was getrouwd met Ruth Philipsen van de gemuyrden hof. Het echtpaar Gerardts kocht van Willem Sillen begin 1694 huis en hof tegenover de Borgh voor 82 rijksdaalders. Hier woonden zij al langer als huurders. Het echtpaar begon nu met enige verbouwingen. Al sinds lang stonden er twee huizen in de hoek van Steynenkamp. Voorheen woonde hier Jan Sillen van Leeuwen, naast de herberg van Maes Hansen.
In 1692 werd Jan Gerets nog bij de keuters gerekend. Naderhand werden in een schikking wel genoemd: de lange en korte kar, ploeg, eg, haam en tuig, zadel en achterhaam enz. Met zure arbeid heeft het echtpaar steeds meer kapitaal kunnen verwerven. Het geld werd niet alleen aangewend om huis en (enige) grond te kopen.
Het echtpaar was zelfs genegen enkele leningen aan kennissen te verstrekken, toen daarom gevraagd werd. Jan Geerkens heeft zijn werk niet mogen afmaken. Hij stierf in april 1697 en liet zijn vrouw met drie kinders achter. De weduwe Jacobs hertrouwde eind 1699 met Lem Cleuckers.
Zeven jaar later stierf de vrouw. Nadat Lem zijn schulden aan de stiefkinderen had betaald, verliet hij de gemeente.
Zoon Jacob werkte in 1 709 nog als schaapherder bij Thijs Willems op de Borgh. De schepers van Leeuwen* kregen in de zomer van dat jaar ruzie met twee jongens uit Niel. Daarbij werd Jacob met een mes in de onderbuik gestoken. Enkele uren later is hij aan de verwondingen gestorven. Gertruydt bleef alleen achter als erfgename van haar ouderlijke goederen, waartoe enkele akkers op het Schoor en aan de Scheel.
|
In 1723, dus nog voor de erfdeling van zijn vaders bezittingen, stonden al op Gelis naam huis met hof en tuin, samen 203 roeden, en ruim 4 morgen akkerland. Aanvankelijk woonde het jonge gezin hier aen Genhuser, waarna Gelis Willems sedert 1723 de pacht op de Rijth achter Asenray overnam.
Sedert een eeuw was de boerderij nu in handen van de kruisheren in Roermond.
Het klooster had er al sinds aloude tijden nog een andere pachtboerderij: Sint Comelishof.
OP GHEIN ENDE
De Rijtshof zal wel niet de oudste pachthoeve in Asenray zijn. Wanneer deze boerderij op ghein Ende midden 14e eeuw in handen was van het riddergeslacht van de heren van Asenraedt, dan verraadt dit tevens de ouderdom van menige andere hoeve aldaar. Die oude benaming duidt er tevens op, dat gindse boerderij was gelegen waar de akkers de heidevelden raakten, die zich uitstrekten tot aan de bossen van Elmpt en richting Herkenbosch.
Oorspronkelijk lag de boerderij aan de overkant van de beek op Guliks gebied, samen met nog enkele hoeven. In 1551 voegde hertog Willem van Gulik de goederen toe aan de gemeente Maasniel in de vrij landen van Dalenbroek. Hiertoe behoorde ook die Schafferey, een andere benaming voor de Rijtterhof. Toch zou de beek tot aan de toldijk -tegenover het huisde grens tussen Gelre en Gulik blijven vormen.
In augustus 1358 schonk de weduwe van Geraet van Asenrade aan het Gasthuis een jaarrente van een malder rogge, komende van haar boerderij Op ghein Ende te Asenray. Ook in 1416 is er nog sprake van een cijns op vier bunder land aen den Eynde.
Niet alleen de ligging van de boerderij wijst erop, dat we hier te doen hebben met de Rijdt. Op een kaartje uit 1766 werd deze grond aangegeven met De Inghkamp. Tot 1748 lag de boerderij op de Rijtte, een kamp tussen beek en de limiet-heggen. |