Opmerkelijk is tevens dat de kinderen van de Reith naderhand als pachters de kost verdienden.
Thijs stierf jong. De drie oudste kinderen evenwel vestigden zich in Leeuwen. Zij keerden dus terug naar hun geboortedorp.
In 1738 verhuisde het gezin Willems naar de voorhof van de Tegelarije*, die kort voordien was aangekocht door baron van Witten horst. Hier bleven de echtelieden wonen tot hun overlijden. Gertruyd stierf begin juni 1753. Gelis volgde haar bijna vier jaar later in het graf eind januari 1757.
Zij werden op de voorhof opgevolgd door hun zoon Gerardt. Deze was in oktober 1753 getrouwd met Gertruy Janssen (ca.1725-1809) uit Leeuwen. De vrouw hertrouwde met Nicolaes Claessen.
Zoon Jacob was in februari 1748 getrouwd met de 50-jarige Mechel Cuypers* (16971769). De weduwe van schepen van Kessel woonde toen in haar boerderij aan het Loyerveld. De oude vrouw maakte in 1760 haar testament t.g.v. Jacob. Omdat zij niet meer kon lopen, was Mechel geheel op zijn steun aangewezen. Jacob hertrouwde omstreeks 1770 met Dorothea Daemen (ca.1725-1803), dochter van Mewis Daemen en Mechteld Gubbels. Vier jaar later kochten zij de boerderij voor 185 pattacons van de erven van Kessel. Van hun dochtertje Mechteld (*1771) is verder niets bekend.
|
Jan Willems woonde sinds zijn huwelijk in oktober 1747 met zijn vrouw Camelia Hendrix (ca.1717 -1784) in de ouderlijke woning tegenover de Borgh. Het halve huis ging naderhand over op hun dochter Cilia, getrouwd met Peter Keysers. De wederhelft stond op naam van Francis Verboeket, in 1746 getrouwd met haar tante Sophia.
Maria Willems trouwde in maart 1752 met Jacob Bremmers, de zoon van 't Schaerbroeck. Daar woonde het echtpaar nog tot 1760 ongeveer. Het gezin verhuisde toen vanuit Swalmen naar de dorpsstraat in Maasniel. Zij gingen wonen in de herberg, die Jacobs moeder kort tevoren van haar familie had aangekocht.
Via Herm, de jongste, zou de naam Wulms worden voortgezet. Hij trouwde met Catharina Creemers van de Thuserhof*.
BRAND
De nieuwe pachters op de Ryeth waren Hendrick Stroux en Sophia Thomassen.
Het echtpaar ging hier wonen na hun huwelijk (begin) 1733. Sophia's vader woonde als halfman op Cornelishof, eveneens een pachtboerderij van de kruisheren. Mogelijk werkte Hendrick hier al eerder als knecht, toen hij namelijk in 1731 aanwezig was op het doopfeest van de kleine Herm. |