Tekst zoeken   -    Inhoud   -    namen index
 - Vorige - Volgende

Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©

pag.23  

Onder de klockenslagh van Neel Asenray en Leeuwen

OUDE HOEVEN

Terwijl het gebied van Asenray overzichtelijk in kaart te brengen is, blijkt dit voor Leeuwen niet zo gemakkelijk wegens de versnippering in kleine percelen. Dat blijkt ook uit het register van 1480, waarin de tienden onder Leeuwen beschreven werden: veel kleine percelen van verschillende grondeigenaren naast elkaar 20).
De gemiddelde grootte per boerderij was (ook door erfdelingen) veel geringer. De hoeve op de Leeuwerberg was in de 17e eeuw gedeeld tussen de families Pal landt en van Nunhem. Uiterlijk in de 15e eeuw werd hiervan de latere Kapittelhof afgescheiden. Of Steynenhof en Puytlinckshof ook een gemeenschappelijke oorsprong kenden, is niet duidelijk. Dat geldt wel voor een deel van hun akkerland. Tevens valt op, dat de pachtboerderijen van oudsher in handen waren van welgestelde families, die in de streek nog meer bezittingen hadden.
De weduwe Beeck en schepen Slabbers hadden meer vee dan hun eigen akkerland nodig maakte. Zij hadden dan ook het land van jonker Wassen berg gepacht, totaal 24 bunder.
De tienden van Leeuwen werden (anno 1480) deels gevorderd door de vrijheer van Dalenbroek, deels door de voogd en de pastoor van Roermond en voor minder door de pastoor van Niel. Ook Hendrick van der Kraecken was hierin gerechtigd 20).
Globaal kunnen we nu de geschiedenis van deze boerderijen tot in de late middeleeuwen volgen. Het tienden-register geeft aan, dat slechts een deel van het akkerland werd getiend. Daardoor is geen aaneensluitende beschrijving van de akkers mogelijk. Het zou ons een duidelijker kijk op het middeleeuwse landschap gegeven hebben.

DE LAATBANK

Hoewel Leeuwen een aparte laatbank vormde, verschilde dit voor de inwoners in elk geval na 1600 maar weinig van de overige naburen in de gemeente. De kerkgang was naar Nyell. Ook vielen de boeren van Leeuwen onder het gericht van Maasniel met alle rechten en plichten. Nog in 1627 getuigden de laten, dat de overdrachten van erfgoederen "in kauften unnd verkauffen" door de laatbank werd uitgevoerd (met "inrichting unnd guettung"). En in 1667 werd door de schout van Leeuwen verboden de overdrachten voor het gericht van Maasniel te doen plaatsvinden: de laatste stuiptrekkingen van verouderde instellingen. Naderhand zien we dan ook, dat dit verbod niet meer werd opgevolgd 23).

Als zodanig functioneerde de laatbank nog in enkele gevallen in 1715 en 1728. Eind 17e eeuw probeerde de erfvoogd van Roermond, die toen voor ¾  heer van Leeuwen was, de vrijheer van Dalenbroek, als mede-eigenaar, het recht te ontnemen eigenmachtig op te treden in criminele zaken. Zo zou kort voordien een vrouw van hekserij zijn beschuldigd en na vonnis van de schepenen van Leeuwen ter dood zijn gebracht ("met den vuyre ende verbrant”) Derick Stocx, inwoner van Leeuwen, die van enkele grove delicten was beschuldigd, werd wederrechtelijk op het huis Dalenbroek gevangen gehouden 24).
Hierop aansluitend is een klacht van de inwoners van Leeuwen. Nog in 1729 werden de herendiensten voor de erfvoogd in natura uitgevoerd, terwijl ze die van de vrijheer in geld betaalden. Waar hun voorkeur naar uitging is uit de klacht niet duidelijk, maar de schout beloofde hierover met de vrijheer te zullen praten.
In 1523 liet jonker Wilhelm van Vlodrop als vrijheer van Dalenbroek de grens van de heerlijkheid Maesnyell vastleggen en daaruit lezen we, dat deze inderdaad het gebied van Leeuwen links liet liggen. De grens liep vanaf de Bredeweg over de hof aan de wijer, namelijk door de schapestal, naar "eynen ho/teren strouck" tot op de graaf naast de Loekamp. De grens viel hier dus niet samen met een landweg, maar liep dwars door de velden. (Ook de grensbeschrijving uit 1489 volgt dezelfde lijn vanaf Keurstgenswijer tot de eikeboom aan de Bergbemden. Globaal kwam dat overeen met het Huyrvaerderspaedt.) De Broekhin behoorde toen tot de heerlijkheid Nyell. De boerderij, die later de Brandewijer genoemd werd, lag dan nog net "in den gerecht van Lewen" 12).
Enkele hoeven te Leeuwen waren cijnsplichtig aan de vrijheer: Puytlinckshof, de Borgh en "den gemuyrden hoff". De boerderijen op de Leeuwerberg en de aangrenzende Kapittelhof waren tevens belast met een jaarlijkse cijns aan de kerk.
De aparte status van Leeuwen binnen het gericht van Maasniel behoorde toen al tot het verleden. Omstreeks 1630 klaagden die van Nyell en Asenray nog, dat die van Leeuwen zich onttrokken aan de wachten uitlandse diensten 25). Waarschijnlijk toen nog niet, maar in later jaren is ook daarin verandering gekomen.
In 1628 waren zij evenzogoed belast met de landschat. Ook betaalden zij de beestenschat die geheven werd op koeien, runderen en schapen. Tevens verscheen elk gezinshoofd uit Leeuwen op het jaarlijkse voogdgeding (een soort hoorzitting). Verder waren zij, evenals de overige inwoners van het kerspel, gerechtigd in de weidegang op de Heistert en de Meinweg en op het Nielder Ven. Daar werden turf en heide gestoken en liet men het vee weiden 26).


Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©

pag.23  

Eerste  Vorige  18 19 20 21 22 23 24 25 26 27   Volgende  Laatste