Voor de dringende reparaties aan haar huis kon zij niet het nodige geld opbrengen. Toen haar zoontje Jan ziek werd, sprong de armenkas opnieuw bij om de dokterskosten te betalen. Met Jan verdween de naam Baeckhoven uit Maasniel.
2. JAN REYNDERS
Aan het begin van de dorpsstraat lag de boerderij van Jan Reynders, alias Baeckhoven, getrouwd met Catharina Peters. Zijn vrouw was waarschijnlijk een dochter van Philip Rutten uit Leeuwen. Beiden zijn omstreeks 1625 geboren. Van Jan weten we het zelfs preciezer: in 1661 meende hij 33 of 34 jaar oud te zijn. Als handmerk tekende hij toen met een soort V. In Leeuwen had hij het bezit van de helft van 5/4 morgen akkerland in de Lichte Ohe, waarvan de wederhelft op naam van Hendrick van Ray stond.
In 1673 verkochten Corst Reyners en Rut Rutten als voogden van de minderjarige kinderen van wijlen Jan Reyners een akker op de Donderberg aan de weduwe Encken Hommen. Van de zeven kinderen komen we naderhand alleen de dochter Gertruydt (1653-1707?) en zoon Jacob (1665-1727) tegen.
De jongen groeide vanaf zijn vijfde levensjaar op bij oom Corst en bleef daar ruim twaalf jaar. Vanaf zijn tiende ongeveer heeft hij op de boerderij meegeholpen om zo de kost te verdienen. Naderhand zelfs tegen een knechtenloon. Na het afsterven van Corst Reynders trad hij in dienst bij zijn neef Johan. Hier verdiende hij een jaarloon van 11 pattacons, een paar schoenen, een hemd en een kiel. Na vijf jaar trad hij achtereenvolgens in dienst van cornet Creyaerts en bij gouverneur Zoute- lande in de stad.
Zolang Jacob niet getrouwd was, deed zijn zus de was voor hem. Gertruydt was omstreeks 1680 getrouwd met Jan Kals. Het kwam dan wel eens voor, dat Jacob zijn zwager in zijn kleren zag lopen, wanneer hij de was kwam ophalen.
Jacob trouwde in november 1698 met Liesbeth Hovens, een half jaar na het overlijden van zijn schoonbroer. |
Nu was de woning verdeeld in twee huishoudens. In
vroeger jaren was het huis achtereenvolgens verhuurd aan Jan Morel en Gerart Willems voor 11 rijksdaalders per jaar. Nu verweet Jacob zijn zus, hiervan nooit enig geld gezien te hebben, terwijl Gertruydt ook de meubels en het huisraad van hun ouders had overgenomen, zonder hem daar evenwel voor te vergoeden.
Daags na kerstmis dat jaar (1698) kwam het tot een uitbarsting. Jacob riep zijn neefje Jan Kals in huis en nam het kind mee naar de schuur. Daar vroeg hij de jongen, wat ze met zijn turf uit het Maalbroek hadden gedaan. Gertruydt zou daarvan wel zes karren verkwanseld hebben. Of hij het kind toen inderdaad te hard heeft aangepakt, laten we hier in het midden. Volgens eigen zeggen was het tegendeel waar. Jacob had zelfs aangeboden een wagen turf aan zijn zus te willen geven, wanneer hij geweten had, dat zij in geldnood zat. Voordien had hij haar immers ook al eens geld en kleren voor de kinderen gegeven. Gertruydt sprak toen over een versleten broek, waarvan zij nog geen kinderbroek meer kon maken.
Ook met zijn neef had Jacob problemen. Toen hij om het achterstallige loon kwam vragen, merkte schepen Baeckhoven smalend op, dat hij al die jaren meer op de bierbancke had gezeten dan dat hij de handen uit de mouwen had gestoken. Jacob berekende, dat hij nog zeker 34 pattacons van zijn neef tegoed had. Aanvankelijk ontkende Johan Baeckhoven dat Jacob bij hem als knecht had ingewoond. Naderhand sprak hij zichzelf tegen toen hij beweerde, dat hij Jacob al vier malder gerst had goed gedaan. Verder meende hij, dat Jacob wel wat laat was met zijn vorderingen. Hij had zijn loon moeten vragen nog voor hij bij anderen in dienst was gegaan.
EEN GOUDEN PISTOLET
Gertruydt hertrouwde in februari 1703 met Hendrick Willems, herbergier te Leeuwen. Een maand later werd inderdaad vermeld, dat 't Heerke opnieuw getrouwd was. Maar toen stierf de oude man, waarna Gertruy in mei andermaal in het huwelijk trad met Jan Smeits, den Westpheliger. |