Dat was tenminste zo toen "wijlen haar vader en wijlen haar broer het officie van custer bekleed hebben". Joes Simons jr. was evenwel na het overlijden van Peter Claessen (+voor 1733) schoolmeester op de dorpsschool. Dat bleef hij tot zijn levenseinde in maart 1746. Maar ook zijn zoon, de schepen Paul Simons, legde in 1789 eenzelfde verklaring af over zijn vader, die koster was geweest! In 1732 werd inderdaad het huis van den jongen custer genoemd. Joes Simons jr. was kort daarvoor getrouwd met Geurtruydt Thomassen en woonde nabij de Eyermert. Hij heeft dus niet lang als koster gediend, hij gaf de voorkeur aan het lesgeven. Zijn vader is toen in het ambt gebleven.
HET CUSTERKE
De koster werd opgevolgd door Joes Gerardus Smeedts (ca.1725-1782). De archiefstukken berichten nogal verwarrend over hem. De ene keer werd hij Joes Smeedts en dan weer Gerard Smeets genoemd, zodat men gemakkelijk kan denken, dat de ene gestorven was en door de ander werd opgevolgd. Toch gaat het hier om dezelfde J.G.Smeedts, zoon van Jan Smeedts en Catharina Gerardts, herbergiers. In november 1751 trouwde het custerke met Catharina Simons, in 1731 geboren als dochter van de schoolmeester. Zodoende bleef het kostersambt toch in de familie. Het echtpaar kreeg negen kinderen.
In 1760 werd over de koster beweerd, dat hij al van jongsaf bekend stond als een kraekeelder, ruziemaker en liefhebber van slaan en stoten, alsof het zijn beroep was. Het was toen inderdaad niet de eerste keer, dat hij bij een ruzie betrokken was. Zo moet hij voorheen de dorpsburgemeester Peter Nijs getrakteerd hebben op een pak slaag, waarna de arme man nog lange tijd last had van verstoppingen en kneuzingen en nog dagenlang over een draaierig gevoel in het hoofd klaagde, of zoals de chirurgijn het omschreef: "Eene obstructie in de borst, item eene contusie aen den linckerkandt van het hoofft, ten derden eene contusie in de lenckensijde onder de corte ribben."
In 1762 kocht Gerardt Smeedts voor 455 pattacons van de erfgenamen van wijlen Stoffer Timmermans het huis met schuur, stalling en moeshof naast de custerije gelegen aan de kerkhofmuur, wezende ene herberg! |
Het huis was belast met een half malder koren, jaarlijks te leveren aan de kerk. Ook in 1755 werden naast elkaar genoemd het huis van de "kuster" en de "kostertje". Die was dus alweer enige tijd aan een ander verhuurd, waarschijnlijk aan Ida Hoets. In vroeger jaren stond achter de woning het brouwhuis van schepen Thomassen. Volgens een aantekening uit 1798 is Gerardt Smeets ook brouwer geweest. Op een kaartje uit 1766 staat in het Kerkeveld een akker ingetekend "den coster van Niel", twee morgen groot. De grond, elders "den langen morgen" genoemd, was eigen bezit en had niets van doen met het kostersambt. Uit erfenis had hij nog meer akkers op zijn naam.
JAN SMEEDTS
Zoon Francis (1764-1811) volgde zijn vader op als koster te Maasniel. Anno 1796 woonden de kinderen Smeedts nog in het ouderlijk huis naast het kerkhof: Arnold Smeedts als hoofdbewoner, koster Frans, Wilhelm en Catharina Smeedts, herbergiers. Zoon Herman werkte in Roermond als bakker. Twee jaar later trouwde Francis Smeedts met Joanna Maria Janssen, jongedochter uit Merum. Bij de huwelijksinschrijving schreef de ambtenaar in februari 1798 "arbeider" als beroep van de bruidegom. Het echtpaar kreeg drie kinderen. Naast koster was Frans ook tapper gebleven. In zeldzame gevallen koos de notaris zijn herberg uit om zitting te houden voor een openbare verkoop. Of de koster ook nog zijn eigen biertje brouwde, is niet bekend.
Toen men bang was de kerkgoederen te verliezen aan de vreemde machthebbers, werd heel wat kopergoed bij de koster ondergebracht. Ook de buste van de parochieheilige werd daar bewaard. De spullen werden over meerdere adressen verdeeld. Bij Wolter van Uffelt werden de grote schilderijen, twintig in getal, zeker gesteld.
Het kostershuis zelf, de "custerije", werd in die jaren bewoond door de familie Dietrich. |