Tekst zoeken   -    Inhoud   -    namen index
 - Vorige - Volgende

Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©

pag.91  

Onder de klockenslagh van Neel Asenray en Leeuwen

Gerard had daar uiteraard niets op tegen, maar dan zou hij evenveel als de eerste gelaeghsknechteren moeten betalen en daertegens genieten neffens anderen hetgene dat die jonge dochters soude goedt doen. Anthoin zou toen Siebert gemaand hebben geen ruzie te beginnen: "Du beslaghst die katten: soo voor lecken ende achter kratzen."
Dan komen weer anderen binnen: Jan van Swalmen, metgezel van Anthoin, Matthijs van Suchtelen, de vader van Siebert, Corst Reynders en koster Thijs zelf. Lang bleef het niet meer rustig. Anthoon en zijn kompaan kregen opnieuw ruzie met de anderen. Met behulp van de bode Cornelis Peters werden de onruststokers gearresteerd en naderhand door de schepenbank veroordeeld. Maar achteraf verwierp de vrijheer van Dalenbroek door persoonlijk ingrijpen het vonnis en kon de koster voor de proceskosten opdraaien.

PASTOOR GUILIELMI
Tussen pastoor Joannes Georgius Wilhelmi en zijn koster dissoneerde het voortdurend. Thomassen was over de jaren 1678/82 ruim tien malder haver en gerst schuldig gebleven vanwege de pastoors- tienden omtrent een akker op de Donderberg. De pastoor had hierover zijn beklag gedaan bij de dekenale rechtbank te Wassenberg. Immers alles wat de kerk aanging, kon niet door een wereldlijk rechter behandeld worden. Aan de schepenbank van Maasniel werd verzocht, om voorlopig arrest te leggen op de goederen van Matthijs Thomassen. De schepenbank voelde er evenwel niets voor, de Wassenbergse arresten uit te voeren, terwijl de koster zelf de aanmaningen naast zich neerlegde. Derhalve richtte de pastoor zich tot de vrijheer. Daarop werd de schepenen van Maasniel aanbevolen de gearresteerde beesten van de koster alsnog te taxeren. Met tegenzin werd hieraan gehoor gegeven. Daarmee waren de problemen tussen pastoor en koster evenwel nog niet opgelost en spoedig kwam het dan ook tot een uitbarsting. De 38-jarige meester Peter den pleysteraer vertelde in januari 1683, hoe hij getuige was geweest van een wel zeer onfris krakeel tussen de pastoorsmeid Gertruydt en de koster.

Hij repareerde die dag de schoorsteen op de Wheemhof, de pastorie. De koster liep toen over het tegelpad naar de huisdeur en meldde, dat hij geld kwam afhalen, dat de pastoor hem schuldig was. Na enige twistige woorden over en weer riep de koster: "Tapt eenen van den heere pastoirs bier, ick moet mit meester Peter eenen drincken. Ick kome in sijnentwille hier, Lisken!" Waarop de meid tegen hem is uitgevaren en met onredelijke woorden terugriep: "Halst du mich voor een lusken, ich halde dich voor een schelm, du schelm, du wollert der du best." En zij wierp met een stuk tegelsteen naar hem, waarna de koster haar terugtrapte. Toen greep de kijvende vrouw hem bij de haren en sleepte hem achterwaarts van de Wheemhooff af tot op de straat, roepende: "Ich sal dich affsleypen gelijck een beest." Peter Schreurs kwam toen de arme koster te hulp en bevrijdde hem uit de handen van Gertruydt. De man was danig toegetakeld en de meid dreigde nog: "Ick sal dich den hals breecken." Waarna de koster afdroop.
's Avonds kreeg de metselaar bezoek van de pastoor aan huis: "Ghij moeght eenichsints behoeftich sijn, dat u misschyn den suster een halff malder rogge ofte gerste mach hebben belooft, om u daerdoor om te gelden." Peter ontkende dit en bleef bij zijn verklaring. Daarop dreigde de priester bij het uitgaan geërgerd: "Hadde ick een bijil ofte mets gehadt, indyen ick daer waere geweest, ick had hem voorts den hals gebroecken, dan ghij!" Aldus het relaas van Peter Schreurs.
Van Evert Hoedt en Andries Bremmers horen we het vervolg op bovenstaand verhaal. Enkele dagen later, nadat de koster in de mis had gediend, liep de pastoor met haast van het altaar en pakte hem buiten de haldeur bij de arm. Daarop kwam Geertruydt vanaf het kerkhof toegelopen en wierp de zieke koster een schotel boekweitpap in het gezicht.
Bremmers bevestigde tevens hetgeen zich tussen de meid en de koster op de Weemhof had afgespeeld. Evert wist ook nog te vertellen, dat hij van Antonette, die voordien bij de pastoor had gediend, had gehoord, dat zij geen rust en vrede had met de zieleherder, of zij moest de koster bastonneren en slaan.


Onder den Klockenslagh van Neel, Leeuwen en Asenray door Jan Ruiten©

pag.91  

Eerste  Vorige  86 87 88 89 90 91 92 93 94 95   Volgende  Laatste