En in 1708 moest de custerse de mesthoop bij de dorpsput verwijderen, vanwege de smerigheid en de grote overlast die het gaf. Sommige boeren hadden een eigen waterput. Jan Smeedts bestelde in 1726 een blad tiggelstenen o.a. om een put te metselen. Bij menige pachthoeve stond eveneens een put op het erf.
HET VALDEREN
In die tijd werden de inwoners anders dan nu veel meer betrokken bij het onderhoud van wegen en bruggen enz. Zo waren die van Puytlingshof in Leeuwen van oudsher belast met het onderhoud van het houten brugje over de beek aldaar. En ook Peter Geurts kreeg in 1708 wel toestemming zijn huis aan het Maalbroek te bouwen, mits hij op eigen kosten een vonderen over de leigraaf legde, waar het water uit het broek langs de Mouthagerdijk weg kon stromen. Maar dit brugje was enkel voor particulier gebruik '). Ook in het dorp aan de Eyermert lag een vonderen over de beek, waardoor een kortere weg naar het achterliggende veld werd verkregen. In 1714 werden de weduwe Aelmans en haar buurman opgevorderd het vlonder te herstellen. Verderop aan de Sint-Laurensmarkt lag ook nog een vonderken over de beek.
Aan het begin van de veldwegen werd een valhek of valderen geplaatst om het loslopende vee tegen te houden, op andere plaatsen groeide hakhout of waren heggen geplant. Zonder al teveel moeite kon men de dieren nu over de veeweg leiden zonder schade aan te richten aan de gewassen op het veld. Ook deze valderen werden door de boeren zelf onderhouden. Nabij Mettiens Valderen aan de Jaegerstraat lag een akker, belast met het onderhoud van dit valhek. De weg naar de Tichelarije werd afgesloten door het Schroers Valderen. Later sprak men van Berten-Thyskens-vaeren. Het hek bij de herberg van de weduwe Gerarts werd toen het Hermen-Enckensvaeren genoemd. Voor iedereen duidelijk. In Asenray stond o.a. het Rossfalderen. Hier woonde Jan Janssen aent vaeren, later verbasterd tot: aent vheer! De Twee Vaeren te Leeuwen stonden nabij de Dingbank.
|
Ook het kerkevoetpad langs de Wijerhof was aan de Kinderkamp afgesloten met een valder. Er kwamen klachten over deze slijckagtige wegh. Vooral in de winter, waardoor het valderen niet te begaan was.
We schrijven 1659, de donder van de 80- jarige oorlog is over de einder verstorven, maar toch waren er nog soldaten hier te lande gelegerd vanwege de oorlog met Frankrijk. Zo meldde schepen Cruysancker, eigenaar van de Mouthagen, dat tot voor kort op zijn hof nog keizerlijke troepen waren gelegerd, die het valderen aan Mouthagensdijk hadden vernield. Voor het herstel en onderhoud was enerzijds hijzelf verantwoordelijk en voor de andere post de bewoners van Merwijcxhof aan het Maalbroek.
VOOGDGEDING
Bijna jaarlijks werd het voogdgeding gehouden, waarop de bewoners hun grieven konden laten horen. Elk gezinshoofd diende daarbij aanwezig te zijn. Meestal vond deze "hoorzitting" plaats op de markt voor het raadhuis "onder den blauwen hemel". Zaken van algemeen belang werden dan behandeld. Zo klaagden die van Asenray in 1659, dat de kallen ofwel waterbuizen, tegenover de schuur van Gerardt Spee in de Straat het water van de leigraaf niet meer konden verwerken, waardoor niet alleen de weg, maar ook de weilanden en de akkers onderliepen. De eigenaar van Straterhof diende nu op eigen kosten deze kallen te herstellen.
De inwoners van Maasniel klaagden, dat die van Swalmen opnieuw hun paarden, koeien en schapen lieten weiden op het Nieller Venne en daardoor met hun beesten de turf aldaar bedierven. Vooral ten tijde dat het graan op de akkers stond te rijpen, was het verboden voor de schepers en de varkenshoeders hun dieren in de velden te brengen, omdat zij dan schade aan de gewassen zouden toebrengen. In 1760 werden enkele boeren hiervoor beboet, maar zij beweerden dat men toch wel paarden mocht laten grazen op het Maalbroek of andere gemene weiden. De "sweyn van Maesniel" hoedde de varkens van het dorp.
De gemene gronden waren vooral gelegen langs de Maas en achter Asenray. |