CIJNZEN EN LASTEN
"...mit den last van een half malder rogge cluppelmaete aen den cooldraegerampte tot Ruremonde, mits door denselven ampte daertegens sijn worden gegeven twee gesegende st. Theunisbroodtjes, ieder ongevheer swaer dry pondt..."
Toen Matthijs Janssen in 1749 vernam, dat het klooster der karmelitessen in Roermond van plan was haar bouwhof in de Straat te verkopen, zag hij zijn kans schoon. Hij had de boerderij al geruime tijd in pacht. De koopprijs van 1000 pattacons lag tamelijk hoog en daarom was hij met Hendrick Cox van Gasthuishof overeengekomen, om samen Bordelshof met de 38 morgen land te kopen en daarna onderling te verdelen.
De boerderij was met meerdere cijnzen en erfpachten belast: aan het Munster met 12 malder graan, half rogge, half haver, aan het begijnhof met 8 vaten rogge, aan dhr. Claessens met 2 vaten en aan de pastoor met 71/2 vat rogge. Tevens belast met een cijns van 3 hoenen en kapoenen en 2 koppen haver aan de vrijheer van Dalenbroek. Alles jaarlijks te leveren. Tenslotte waren ongeveer tien morgen akkerland in de Schraegh belast met een keurmede. Daarover kwamen Janssen en Cox nog in aanvaring met de vrijheer 1).
Oudtijds werd van een keurmedig goed, dat van eigenaar veranderde (ook bij overlijden), het beste pand of paard door de vrijheer opgeëist. In de 18e eeuw werd het gewoonte om een keurmede met geld te betalen. Voor elke morgen een pattacon. De akkers in de Schraegh vielen oorspronkelijk onder eenzelfde keurmede. De twee boeren uit Asenray meenden nu te hoog te zijn aangeslagen. Zij gingen uit van de meting in 1682. Maar toen werd van een perceel alleen de akkergrond gemeten, dus zonder de berm en houtwallen. De vrijheer wenste betaald te worden over "de breede scheepsreuge", dat is de volle breedte. |
Toch bleven de twee boeren mopperen en
beweerden zij, dat de opgave van de landmeter "gaept gelijck eenen oven" 2).
CIJNZEN
Vele huizen en menige akker waren belast met een cijns aan de kerk of aan de vrijheer van Dalenbroek (vaerchinssen). Voor ons onderzoek was deze jaarlijkse belasting vaak van beslissende betekenis om een huis te kunnen situeren. De huizen links van de kerk leverden samen 'n cijns van een paer hoender (d.i. een kip en een kapoen) en 9 stuivers aan de vrijheer. Het register uit 1766 vermeldt dat deze cijns oorspronkelijk (15e eeuw?) werd geheven op de Kuyckerkamp. Met de splitsing van de grond werd ook de cijns over deze huizen verdeeld.
Op die manier konden nog meer erven achterhaald worden die voordien een geheel hebben gevormd. De boomgaarden aan de andere kant van het kerkhof moesten jaarlijks 11/2 malder, 2 vaten en 3 koppen rogge kerkepacht leveren. (kaart 26) Vanwege een dergelijke verdeling was het huis van Peter Gysberts in 1700 belast met een cijns van een paar hoender, 1 kapoen en 1 schelling. Overigens was dit naast de Brandewijer het oudste huis aan de Broekhin.
In Leeuwen inde het kooldragersambt uit Roermond de jaarlijkse cijns van twee vaten rogge op de huizen aan het Loyerveld. Ook dit voerde terug naar een oorspronkelijke akker van vijf morgen, die in delen verkocht was. Op Steynenhof rustte een erfpacht van een half malder rogge aan hetzelfde gilde, jaarlijks te leveren op SintAntonis (=17 januari) in ruil voor twee Theunisbroodjes (van drie pond).
Een cijns werd ook geheven uit een goed dat in erfpacht was uitgegeven. Bij de overdracht werd geen koopsom gevraagd, maar werd afgesproken dat de eigenaar een jaarlijkse pacht, bijvoorbeeld een malder rogge, aan de verkoper of diens opvolgers zou betalen. |