Voor en na 1700 zien we dat de tienden van het Vrijveld onder Roermond werden verpacht aan boeren uit de heerlijkheid. Zij zullen daar ook wel land in pacht hebben gehad. Zo lag bijvoorbeeld een deel der akkers van Lintgenshof in het Roermondse Veld 76).
De grote tienden van Niell werden in de 18e eeuw per veld in paren verpacht, waarvan de collecteur of tiendenaar de helft moest leveren op het kasteel Dalenbroek en de overige helft in de kartuis en op de pastorie. Elk paar bestond uit een malder rogge en een malder half gerst, half haver. De zomervruchten moest de pachter binnen drie weken en de wintervruchten binnen zes weken afleveren. Gemiddeld brachten deze tienden over de jaren 1750 tot 1769 zo'n 300 paren graan op, plus 50 malder rogge uit het Asenraderveld, die de vrijheer alleen toekwamen. De tienden werden in acht blokken verpacht: twee blokken van de Donderberg [resp. 75 en 62 paren], het derde blok uit het Leeuwerveld [101], waarvan de pastoor steeds 6 paren, dus twaalf malder, vooruit kreeg. Het volgende blok was het Tichelarijeveld [61], vervolgens het Kerkeveld [60], het Asenraderveld [70 malder], en tenslotte de Moesgaarden en het Wijer- veld [resp. 14 en 8 paren]. Tussen haakjes de opbrengst uit 1768. Dat jaar leverde de verpachting der tienden liefst 380 paren op. Dat is dan 380 [+71] malder rogge, 190 malder gerst en evenzoveel haver. Daarentegen brachten de tienden over 1751 slechts 214 graanparen op en 50 malder uit het Asenraderveld.
De grote tienden werden [te Leeuwen] geheven op tarwe [20], haver [18], gerst [40] boekweit [8], rogge ]28] en erwten [3 malder]. Hiervan ging 3/8 deel naar de kartuizers in Roermond. Deze gegevens staan op een kladje zonder datum 17).
De tiendpachters verplichtten zich naast de afgesproken pacht ook een vaste hoeveelheid stro te leveren. Voor de Donderberg en het Leeuwerveld gold dit 10 vimmen roggestro. Voor het Tegelarije- en Kerkeveld elk 8 vimmen, terwijl de pachter van de Asenrayer tienden 4 vimmen zou leveren. Elke vim bestond uit 30 busselen
van goedt gebondt. |
Toen Nicolaes Spee nog schout van Dalenbroek was, had hij er een gewoonte van gemaakt om bij de blokverpachting zich op een fles wijn te laten vereren. Voorheen was dat een gulden per blok, waarvan zestien stuivers aan bier opgingen en de overige vier naar de armen. Dat ging zolang goed totdat de vrijvrouwe van Dalenbroek, de weduwe Palant, van deze praktijken hoorde. Zij gaf de schout in bijzijn van de naburen te verstaan de verpachting op de oude manier voort te zetten. Dat was in herberg de Pijnappel in Roermond. Daarna zien we, dat vanaf 1623 de verpachting plaats vond onder het toeziend oog van de kartuis. Maar naderhand kwam die oude gewoonte weer terug. Op de zittingsdag betaalden de tiendpachters "de kosten van verteringe der trendheren" en het bier voor de nabers. Het waren voornamelijk de peerdtslieden, die de tiendenpacht voor hun rekening namen. Zij beschikten immers over paard en wagen. De meeropbrengsten konden de pachters voor zich houden.
In 1633 verpachtten de kartuizers de tienden voor 180 paren en nog 31 malder rogge uit het Asenraderveld. Dat is in elk geval meer dan in de daarop volgende jaren. De lasten van de 80-jarige oorlog zullen hier wel schuldig aan geweest zijn.
NOVALIE-TIENDEN
Nieuw ontgonnen akkerland werd oorspronkelijk alleen door de vrijheer getiend. In 1791 werd evenwel door het Leenhof van Gelderland in Roermond beslist de opbrengst van deze novalie-tienden te verdelen gelijk de grote tienden. Als voorbeeld noemen we de verpachting van de gebroken heide in de Duip in 1793. Daar had men twintig jaar eerder zo'n veertig morgen land ontgonnen. De pacht werd ingezet op 15 malder en daalde af tot 13. Daarop werd dan vier keer gehoogd. Hendrick Cox werd aldus tiendenaar van dit blok, waarvoor Hendrick Sillen borg stond. De vruchten kon hij tussen St.-Andries en O.L.V.-Lichtmis bezorgen, te weten 17 malder graan, bestaande uit rogge, gerst, haver en boekweit, elk voor een gelijk vierde deel. De meeropbrengst was dan voor hemzelf. |