Zij waren dus niet helemaal vrijgesteld van de paardenschat! Over trekossen zijn geen vermeldingen gevonden.
Wanneer de noodklok luidde, had iedereen zich naar de kerk of de plek des onheils te begeven, de halflieden te paard 20). Bij de verdeling van de turfgrond hadden de peerdtslieden recht op drie keer zoveel als koeters").
De boeren waren verplicht tot jaarlijkse hand- en spandiensten: onbetaalde werkzaamheden voor de vrijheer. In de oogsttijd konden de keuters ingezet worden bij het maaien, terwijl de peerdtslieden het hooi moesten binnenvaren. Voor deze karrevrachten werden zij vrijgesteld van handdiensten. Het was zo geregeld, "dans die einspanner mit ein karr und pferd vier, und die mit doppelten gespann swey karren vor eiven volligen dienst gerechnet" werden. De keuters waren jaarlijks tot vier "schuilpen- oder handtdiensten" verplicht om de vrijheer te dienen.
Andere verplichtingen werden in 1684 afgeschaft, zoals de kolen- en wijnvrachten en de wachtdiensten ten behoeve van de vrijheer. Daarover hadden die van Nyell en Asenray al eerder geklaagd, dat die van Leeuwen hiervan vrijgesteld waren, evenals die uit het gericht van Heden 23). De tiendvruchten werden voortaan op het veld opgehaald en hoefde men niet meer naar Dalenbroek te brengen.
Geregeld werden de halfluiden aangezocht voor buitenlandse diensten met paard en wagen. In 1697 trokken drie boeren in dienst van de gemeente naar Namen en kregen daar samen 20 rijksdaalders en zes schellingen voor uitbetaald. In oorlogstijd hadden zij geen keus. De boer op de Spick werd in 1702 ingezet om het kanon naar Keysersweerdt te vervoeren, terwijl hij ook nog werd ingezet voor vrachten naar Tegelen en Nuys. Ook deze onkosten werden door de gemeente vergoed 24).
De halfluiden op pachtboerderijen hadden de beschikking over twee tot vier paarden. De halfer op Kloostershof zelfs zes. Toen hij in 1765 weer aan de beurt was voor de uytlandtsche diensten gaf hij daar geen gevolg aan. Hij had er zijn reden voor. In vroeger jaren was men namelijk overeengekomen, dat de overheid hiervoor niet meer dan twee paarden mocht opeisen.
|
Sedert kort evenwel konden alle paarden worden ingezet, die ook voor de akkerwinning werden gebruikt. Maar toen de pachter twee jaar voordien enkele paarden had uitgeleend voor een troepentransport naar Mechelen, kon hij van de andere boeren geen hulp krijgen, terwijl het toch de tijd van ploegen was. Hij wilde dat risico niet nog eens lopen 25).
LANDSCHAT
Grondeigenaren betaalden in 1628 voor elke bunder akkerland een daalder (toen: anderhalve gulden). De schepenen hadden elk de vrijdom van tien morgen en de burgemeesters van elk roth (=dorp) vrijdom van vijf morgen. Tevens hadden zij evenals de bode de vrijdom van een koe in de beestenschat. Ook de pastoor was vrijgesteld van de landschat. Hij mocht derhalve, zoals sommigen in 1783 stelden, ook geen land in pacht nemen 26).
De inwoners waren op toerbeurt verplicht om wacht te lopen. In oorlogstijd zelfs dag en nacht. Verder had elk gezinshoofd de taak om mee te werken aan het onderhoud der wegen. Het vegen van de beek en de leigraven was nog een andere taak, waaraan de naburen zich niet konden onttrekken. Zo moest eenieder zijn bijdrage leveren aan de openbare werken tot nut van het algemeen, elk naar zijn eigen staat.
1 blamuyser = 3 of 4 stuivers
1 boddreger (botje) = 1 oortyen
4 oortyens = 1 stuiver
8 duiten = 1 stuiver
2 deniers = 2 heller = 1 stuiver
2 raeder heller = 9 duiten
1 lux = 8 stuiver
5 schellingen = 2 gulden
8 schellingen = 1 pattacon
1 pattacon = 1 rijksdaalder (later: 3 gulden)
'n pistolet is 'n gouden munt |
|