Memoires van Bernardus, Antonius, Johannes Lecluse door Armand Lecluse |
pag.5 |
's Morgens vroeg als 't begon te dagen begon men al te spitten enz. en men werkte tot het weer donker werd. 't Mest en de gier werd meestal met de kruiwagen naar 't land gebracht; kunstmest had men praktisch nog niet. Alle gewassen werden met de hand gezaaid, later geschoffeld en weer met de hand geoogst. Weiden had men slechts kleine en dan dicht bij huis. Voor die ene koe of paard had deze men die niet nodig. De boerin, of zodra de kinderen iets groter werden gingen deze met de koe of koeien aan een touw langs de wegbermen am ze te laten grazen. Geiten werden met 'n touw aan een paaltje vastgezet en deze paaltjes werden af en toe verzet en konden op die manier grazen. De grotere boeren hadden weer wat grotere percelen; maar die ploegden en egden dan ook al met 'n paard. De ploeg had maar één mes, zodat het nogal lang duurde voordat men 'n stuk land geploegd had. Kleinere boeren leenden wel 'ns 'n ploeg en spanden daar hun koe voor, het geen nog langzamer ging en ook ten koste ging van de melkvoorziening. Om groen voer van de akker te halen werd ook nogal eens gebruikt gemaakt van een hondenkar. Het merendeel der gewassen waren aardappels, koren en haver. Verder knolraap en bieten, welke men nodig had voor de koeien. Tevens zag men veel spurrie velden en ook werd er geregeld op de velden ceradella en lupinen (gele), alsmede klaver gezaaid. Deze drie laatste dienden oak als groen voer voor de beesten en hadden tevens de eigenschap, dat de wortels, doormiddel van bepaaIde bacterien, stikstof produceerden, die weer heel goed was voor de grord als voedingsstof. Als het koren rijp was werd 't door de boer met in de ene hand de kleine zeis en in de andere 'n haak gemaaid. Achter de boer volgde de boerin, welke het gemaaide koren tot schoven bond, welke later weer op 'n bepaalde manier tegen elkaar werden gezet om het koren verder to drogen. Droog zijnde werd het naar de schuur gebracht of dicht bij huis tot z.g. korenmeiden opgestapeld; later werd het koren in de schuur op de leemen vloer met de dorsvlegel gedorsen. Meestal deden ze dat met z'n tweeën, soms zelfs met z'n drieën en dan om en om; dat ritme was in mijn oren altijd een heerlijk geluid. |
Betalen deed men door een gedeelte van het meel aan de molenaar te laten, die het weer van alle klanten verzamelde en het dan aan een bakker verkocht. Voor alle handel en diensten werd zoveel mogelijk iets verruild; z.g. ruilhandel. |
Memoires van Bernardus, Antonius, Johannes Lecluse door Armand Lecluse |
pag.5 |
Eerste  Vorige  0 1 2 3 4 5 6 7 8 9   Volgende  Laatste