- Vorige - Volgende

Memoires van Bernardus, Antonius, Johannes Lecluse door Armand Lecluse

pag.1  

Onder de klockenslagh van Neel Asenray en Leeuwen

Mijn vader J.A.B. Lecluse werd geboren op 13 September 1878 te Beek in Limburg. Beek was toen ter tijd nog een klein dorpje, dat als 't ware lag te dromen tussen de glooiende Limburgse heuvels in de nog ongerepte natuur; waar in het bronsgroen eiken hout de nachtegaals nog volop hun hoogste lied kweelden. Door de ontstane mijnbouw en de daarmede verband houdende industrialisatie is het thans uitgegroeid tot praktisch 'n stad. 't Heeft nu zelfs een eigen luchthaven en zal weldra ’t radiografisch centrum worden van 't vliegverkeer in heel Europa en omgeving.
Nadat mijn vader de lagere school met goed gevolg had doorlopen, heeft mijn grootvader hem geadviseerd om te proberen, net als hijzelf, een rijksbetrekking te krijgen en raadde hem aan om voor onderwijzer te gaan studeren. Gezien er maar weinig scholen waren , waar je dat diploma kon halen en mijn grootvader door zijn dienst nog al eens werd overgeplaatst, hebben ze hem toen naar een kostschool te Rolduc gestuurd. Rolduc is een plaatsje dat gelegen is achter Kerkraden , vlak tegen de Duitse grens, De thans zo in de publiciteit staande bisschop van Roermond, Mgr. Gijsen, heeft daar ook zijn studie gedaan, alvorens of te studeren. Ook deze school heeft men vader met goed gevolg doorlopen. Nadien moest hij natuurlijk een betrekking zien te vinden. Zijn ouders waren inmiddels weer 'n paar maal verhuisd en woonden toen in Roermond. Er kwam toen 'n betrekking vacant op de Heibloen, toen 'n gehuchtje van 'n paar huizen te midden van de Limburgse Peel, gelegen tussen Roggel en Nederweert. Er was daar 'n internaat "Stokershorst" geheette, waarop kinderen werden geplaatst, welke zeer moeilijk opvoedbaar waren en meestal al enkele vergrijpen achter de rug hadden; die derhalve 't goede spoor bijster waren. 't Was meer 'n soort strafkolonie. De school is inmiddels afgebroken , maar er is 'n nieuwe dergelijke school voor in de plaats gekomen en ze heet thans "Jongensdorp de Widdonck". Om dat soort kinderen op te voeden en ze wat te leren was een zware en moeilijke taak en vereiste veel pedagogie of te wel opvoedkundige eigenschappen; hetgeen hem in z'n later leven ook erg goed van pas is gekomen.
Gezien Stokershorst nogal afgelegen lag en slechts bereikbaar was via 'n onverharde landbouwweg is hij toen in de kost gegaan in Roggel, onder welke gemeente de Heibloem resorteerde en wel bij de burgemeester. Hij had 't daar best naar z'n zin. Hij moest wel elke dag 5 km. heen en 5 km. terug lopen, maar dat vond men toen heel gewoon. Ook al was dit dikwijls in 't pikkedonker.

Nadat hij s'avonds in z'n kosthuis gegeten had bleef hem nog in large avond over. Vertier was er verder helemaal geen; de meeste mensen gingen zodra het donker werd te bed en stonden weer op als 't weer licht werd. Van radio of T.V. had men toen nog niet eens durven dromen. Hij is toen gaan studeren voor z'n hoofd-acte, waarvoor hij ook glansrijk is geslaagd Hij was derhalve bevoegd om hoofd ever school te worden. Inmiddels kwam ook de z.g. "leerplichtwet", waardoor leerlingen verplicht waren om de lagere school te bezoeken. Derhalve werden ook her en der nieuwe scholen gebouwd teneinde de kinderen ook in de gelegenheid te stellen 'n school te kunnen bezoeken. (voordien ginge achteraf de kinderen niet naar school; de ouders konden hen beter gebruiken om voor de konijnen te zorgen en mee te werken op 't land; ze konden helpen aardappel te poten, aardappels rapen, te wieden of de koe te laten grazen enz.) Leren was toen maar bijzaak en nu werd 't 'n verplichting. In 1901 hoorde hij van z'n vader, dat er in Azenraay (gemeente Maasniel) een lagere school gebouwd zou worden, met 'n bijbehorend woonhuis. Hij heeft toen 'n solicitatiebrief gestuurd naar de burgemeester  van Maasniel. Toen in 1903 de school gereed was gekomen is hij dan ook, uit meerdere andere, uitgekozen en benoemd tot Hoofd der School te Azenraay.
Nu moet ik even enkele jaren teruggaan in de tijd. Mijn vader had ook 'n broer Frans, welke inmiddels ook geslaagd was voor onderwijzer. In 1899 las m'n grootvader in de krant "de Limburger Koerier" (ze noemde de krant ook "tante Betje"), gedrukt te Roermond, dat er vacantieruil kon pleats hebben tussen Frans-talige kinderen uit Belgie en Nederlandse kinderen, teneinde de wederzijdse teal te leren kennen. Hij schreef naar aanleiding daarvan een brief naar de krant enz. en zo kwam het dat in de grote vacantie Frans (20 jaar) naar Luik ging en een meisje Elise Delguste (19 jaar) naar Roermond kwam. Mijn vader trof derhalve toen hij in z'n vacantie thuis kwam daar dat meisje aan. Gezien mijn vader op school al wat Frans geleerd had was hij een beetje tolk tussen hear en zijn zus Marie (15 jaar) en tussen hear en z'n ouders. Gezien het meisje, nog totaal onbekend met het nederlands, nogal afhankelijk van hem was, zocht ze meestal haar toevlucht bij hem, di f haar tenminste verstond en hij was ook wel in beetje weg van dat aardig kind.


Memoires van Bernardus, Antonius, Johannes Lecluse door Armand Lecluse

pag.1  

Eerste  Vorige  1 2 3 4 5 6 7 8 9 10   Volgende  Laatste