- Vorige - Volgende

Memoires van Bernardus, Antonius, Johannes Lecluse door Armand Lecluse

pag.8  

Onder de klockenslagh van Neel Asenray en Leeuwen

Ze durfde dan ook 's avonds als 't donker was net alleen thuis te blijven. Dat heeft zowat jaar of twaalf geduurd, want ik kan 't me nog herinneren van toen ik jaar of vijf was, dat 's avonds altijd iemand kwam als vader weg ging. De ene keer was 't Peeters, 'n buurman die bij ons schuin tegenover woonde, 'n andere keer Hendrikus Cox (Cox van de hei), welke ca. 5 minuten bij ons vandaan woonde. Ook moesten 's avonds de raamluiken tijdig dicht ofschoon de mensen die er woonden toch in weze in- en ingoede mensen waren die eerder voor je zouden opkomen dan om iets verkeerds te doen. En vooral mijn vader noch z'n vrouw zouden ze geen stro-breed in de weg leggen, want die stond altijd, zowel Zondags of in de week, belangeloos voor hun klaar met raad en daad Ze wisten dan sons ook niet hoe ze hun dankbaarheid aan hem moesten tonen en vooral van de beter gesitueerde kreeg hij wel 'ns 'n kar mest voor op ons land achter het huis of werd hen wel 'ns 'n z.g. proef van 't varken gebracht, als ze eens geslacht hadden.
Ook mijn vader hechtte zich steeds meer aan die mensen, vooral toen hij zag, dat de mensen langzaam aan bun bijgeloof afzworen; reden waarom hij er ook nooit meer is weggegaan, al werden hem later ook elders beter betaalde betrekkingen aangeboden. Mijn moeder vond dat spijtig; die zou liever naar 'n stad zijn vertrokken. Mijn vader getroostte zich liever veel moeite den die mensen los te laten. Hij kende ze allen stuk voor stuk, door en door. Toen er langzamerhand in 1906 een kentering ten goede kwam in de landbouw, gezien men langzaam enig begrip kreeg van bemesting door kunstmest heeft mijn vader toen door het volgen van lessen zijn diploma's voor "land & tuinbouw", "veeteelt" "Pluimveeteelt" en "huishoudkunde" gehaald. Hij kon nu door het geven van avondcurcussen de jonge boeren, welke reeds in het bedrijf van hun vader werkzaam waren, leren hoe ze efficiënter hun bedrijf konden beheren en ze tevens nog wat bijspekken op 't gebied van lezen, rekenen en eenvoudige boekhouding. Deze door hem te geven curcussen waren niet enkel ten voordele der jonge boeren, maar moesten ook vaders inkomen wat opvijzelen, want de eerste wereldburger in z'n gezin was en al en de tweede was onderweg, hetgeen weer extra kosten met zich mee zou brengen. Mijn vader had inmiddels ook een rijwiel gekocht om zich beter te kunnen verplaatsen van het merk Dürkopf. Hij was een van de eerste in het dorp die een rijwiel bereed. Echte rijwielen waren er nog niet zo lang, gezien in 1880 Dunlop eerst de eerste luchtband was uitgevonden en alles zich in die tijd slechts langzaam verder ontwikkelde.

Het rijwiel was, zoals je wel aan het merk kunt zien, van duitse makelij; nogal zwaar gebouwd met lederen tasje tussen bovenstang en achterstang voor gereedschap. Achter het zadel was 'n soort verende klep om eventueel mee te nemen pakjes vast te houden. 't Was een z.g. doortrap fiets met een handrem op de voorband, waarmede je 'n hard rubber blokje op het voorwiel kon drukken teneinde of te remmen. Verder 'n nikkelen stuur met celluloid handvatten. Aan de voorzijde zat aan een haak 'n verende kaarslantaarn; de kaars werd doorniddel van een veer omhoog gedrukt. Aan het achterwiel zaten twee z.g. opstappinnen. Ze stapten toen ter tijd n.l, anders op het rijwiel als wij thans doen. Ze duwden het rijwiel eerst in beweging, gingen dan achter op een pinnetje staan en lieten zich dan voor op het zadel zakken. 'n Kettingkast had men toen nog niet; mannen die 'n large broek droegen hadden speciale broekklemmen om te verhinderen, dat de broek tussen de ketting kwam. Er was nog iets aan dat rijwiel dat men tegenwoordig niet meer kent n.l. tussen stuur en voorwiel zat in de stang een draaibaar knopje waarmede je het stuur kon vastzetten als je het rijwiel ergens tegen aan plaatste, om omvallen te voorkomen. Deze fiets werd hoofdzakelijk gebruikt om, vooral in de winteravonden, lessen te gaan geven aan de jonge boeren. Hij deed dit in Azenraay zelf, in Maasniel, Swalmen, Reuver, Herkenbosch en Posterholt, ja 't breidde zich later zelfs uit tot Echt en Maasbracht. Stel je dat eens voor; al die afstanden moest hij na vier uur, als de school uit was, nog afleggen. Een dagtaak zat er dan al op en in de enkele uren, die hem op de Woensdag- & Zaterdagmiddagen en Zondag buiten z'n andere werkzaamheden nog restten, moest hij zich ook nog voor zijn lessen prepareren en het huiswerk van z'n leerlingen nakijken. Ik vraag me nu nog ooi of hoe die man dat allemaal heeft kunnen klaarspelen, alsmede om in weer en wind, storm en regen, hagel en sneeuw 's avonds zo ver to fietsen op zo'n zware fiets; en dat gebeurde dan in het pikke donker (straatverlichting had men nog niet) over zand- & modderpaden en onverharde landbouwwegen, bier en daar zelfs door de bossen met enkel 'n kaarspitje ter verlichting. Wat heeft die man 'n moed opgebracht; onvoorstelbaar!!! Ik herinner me nog goed, dat als 's avonds de storm om ons huis gierde, de luiken aan de ramen beneden klapperden, de regen tegen mijn raam kletterde en het daarbij soms nog bliksemde en onweerde, ik dikwijls aan mijn vader heb gedacht,die daar ergens helemaal alleen in het pikke donker tegen al dat geweld moest vechten om weer thuis te komen, terwijl ik daar in mijn warm bedje lag.


Memoires van Bernardus, Antonius, Johannes Lecluse door Armand Lecluse

pag.8  

Eerste  Vorige  3 4 5 6 7 8 9 10 11 12   Volgende  Laatste