- Vorige - Volgende

Memoires van Bernardus, Antonius, Johannes Lecluse door Armand Lecluse

pag.4  

Onder de klockenslagh van Neel Asenray en Leeuwen

Plotseling zag je ze dan naar de berm van de w gaan, hurken met de korven op de grond rustend, en klaar was 't. Soms zag je er ook enkele tegelijk hurken. Verder droegen ze 'n grijs mutsje en zondags 'n zwart. De modellen verschilden nar gelang de streek waar ze woonden. De kinderen waren ook maar pover gekleed; tot vier á 5 jaar   geen broek en de jongetjes tot 4 á 5 jaar jurkjes net als de meisjes. De hele kleine kinderen werden stevig in 'n grote flanellen doek gedraaid; zo vast, dat je ze rechtop wel in 'n hoek kon zetten. Zich zelf wassen deden ze niet veel; hoogstens s'morgens even met 'n paar natte handen door het gezicht en de kinderen met 'n natte lap cm de stroop 'n beetje uit hun gezicht te vegen.Het water moest meestal ook eerst uit de put worden gehaald. 'n Heel enkele had al 'n pomp, zoals wij. Dit was in geel koperen pijp, waarin 'n zuiger, welke met 'n pompzwengel op en neer werd bewogen, zodat hij het water uit de grond kon opzuigen. Older aan de pompzwengel zat in ijzeren knop, waarom been vaak ook 'n geel koperen deksel. Older de pomptuit stond in granieten bak of emmer. Om hun was te doen gingen ze meestal met 'n ton op in kruiwagen water halen uit een Beek of wel. De was werd geheel net de hand gedaan met behulp van een wasbord.
Dit was 'n houten plank, waarop sons in gegolfde zinken plaat was bevestigd, waarover heen de was werd gewreven. Als zeep gebruikte men half vloeibare groene zeep. Van een wasmachine had men toen ter tijd nog nooit gehoord; ze bestonden trouwens nog niet. Pas veel later kwamen houten tobben, waarin het midden een houten vin was, welke men met de hand op en neer kon bewegen via 'n zwengel.
Nat het eten betreft; dit was erg sober en eentonig. 's Morgens roggebrood, besmeerd met wat uitgebraden spekvet en 'n stukje spek, nits ze dat hadden, Neestal kwam er echter "kruutje op, 'n soort stroop van bieten en afval appels of peren gemaakt; daarbij 'n kommetje (kopjes had men niet) koffie, dat in wezen geen koffie was, doch zelf gebrande rogge met veel cigorei (van het merk "Buisman") erbij om de koffie z'n donkere kleur te geven. 's Middags was 't meestal stamppot van kool, wortels, bonen of zuurkool met aardappels. Eigenlijk maakte men van alles stamppot. Deze werd opgediend in 'n grote ijzeren platte braadpan, welke midden op tafel werd gezet. Door de huisvrouw werden er dan met 'n vork verdeellijnen op getrokken, naar gelang er personen waren en het gedeelte dat men kreeg toegewezen. Als 't er aan zat kwam op elk part 'n stukje spek of gebraden worst te liggen, maar dat was niet zo dikwijls; alleen in de slachttijd en dan zo lang de voorraad restte.

Iedereen at rechtstreeks uit de pan met 'n ijzeren vork. Daarna kregen ze dikwijls nog pap van meel met melk en water of karnemelk. Ook deze pap werd net als de stamppot rechtstreeks uit de ijzeren pan gegeten. Met feestdagen kwamen er wel 'ns pruimen in de pap en dan was 't dikwijls 'n hele strijd om zo veel mogelijk pruimen te bemachtigen. 's Avonds at men weer 't zelfde als s'morgens en om 4 uur at men ook 'n snee roggebrood met stroop. De winter voorraad aardappels, wortels, groene en rode kool werden ingekuild en daarna met 'n laag stro voorzien, waarop weer 'n laag zand teneinde bevriezen te voorkomen en er werd veel witte kool tot zuurkool ingemaakt in grote bruine stenen potten. Op de kool kwam 'n doekje met daarop 'n rand plankje, waarop weer 'n zware steen kwam te liggen. Spek en hammen hing men in de open schoorsteen, dan bedierf 't vlees niet. 't Zag wel altijd pik zwart. Verder slachtte men in de winter nog al eens konijnen en ook wel eens 'n geit als die te oud was geworden om melk te geven. Op die manier waren de boeren, mede door hun ruilhandel in de stad, practisch geheel "self supporting" of te wel ze behoefden neits te kopen dan hun kleren en die waren er dan ook naar. Ook hun breiwol sponnen ze zelf op hun spinnewiel en van de wol van de schapen.
De mannen zagen er ook erg onverzorgd uit met hun ruige baarden en snorren en lang haren. Bij de kapper kwamen ze alleen met hoge feestdagen en als er kermis was op 't dorpje. Daar lieten ze zich dan scheren en kaal knippen. Bij de kinderen lieten ze vaak vóór nog 'n pluk haar staan, dat noemde ze 'n pony. De kapper, ofwel de- gene die zich kapper noemde was ook maar 'n boer, die 't weer zo'n beetje van z'n vader had afgekeken. Ik moest er ook wel 'ns naar toe. 't Was alleen 's Zaterdags 's middags te doen en wel bij hem in de keuken op een gewone keuken stoel. Om te scheren kon hij achter tegen de stoel 'n steuntje zetten voor je hoofd. Het knipmachientje, dat met de hand werd bediend, was meestal erg bot of er zaten haartjes tussen de messen zodat de haren er soms meer uitgetrokken dan afgeknipt werden, het geen nogal pijn deed. Het inzepen voor het scheren deed de boerin en de boer schoor met zo'n ouderwets groot scheermes. Elke week sleep hij het mes op 'n platte oliesteen en tussen het scheren door werd het af en toe nog eens aangezet op een lerenriem, welke aan de muur hing. Mijn vader had ook zo'n groot mes, oliesteen en aanzetriem,  welke ik later nog heb gebruikt. Thans zou ik 't niet meer kennen, maar toen ter tijd was ik er toch bedreven in geraakt.
De landbouw: gezien alles practisch handwerk was hadden de kleine boeren slechts kleine perceeltjes land.


Memoires van Bernardus, Antonius, Johannes Lecluse door Armand Lecluse

pag.4  

Eerste  Vorige  1 2 3 4 5 6 7 8 9 10   Volgende  Laatste